Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de man,
advocaat: mr. M. Erik te Dordrecht,
verder te noemen:
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader had in zijn verzoek aan het hof gevraagd om de ontzegging van het recht op omgang met zijn dochter op te heffen, die eerder door de rechtbank was opgelegd. De ontzegging was het gevolg van een traumatische gebeurtenis waarbij de dochter getuige was van het neersteken van haar moeder en stiefvader door de vader, wat een blijvende impact op haar heeft gehad.
Het hof heeft in zijn beslissing de belangen van de minderjarige vooropgesteld. De bijzondere curator, die was aangesteld om de belangen van het kind te behartigen, heeft gesprekken gevoerd met de minderjarige en gerapporteerd dat zij nog steeds angstig is voor de vader en geen contact met hem wil. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, gezien haar traumatische ervaringen, behoefte heeft aan rust en stabiliteit in haar leven en dat contactherstel met de vader haar ontwikkeling zou verstoren.
De rechtbank had eerder al de verzoeken van de vader afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Het hof heeft benadrukt dat het recht op omgang tussen ouder en kind een fundamenteel recht is, maar dat dit recht niet absoluut is en kan worden ontzegd indien de omstandigheden dat vereisen. De vader kan in de toekomst, bij wijziging van omstandigheden, opnieuw een verzoek indienen, maar het hof heeft de ontzegging van het recht op omgang in stand gelaten.