ECLI:NL:GHARL:2016:9862

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
200.178.792
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in hoger beroep niet toegestaan door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een eiswijziging. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.D. Wind, had in principaal appel grieven ingediend, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. P.J. Soede, een memorie van antwoord met een wijziging van de eis in reconventie hadden ingediend. De eiswijziging betrof een substantieel nieuw geschil dat niet eerder in de procedure was behandeld, namelijk de aansprakelijkheid van de appellant voor schade die de geïntimeerden zouden hebben geleden door een niet goed functionerende midden-spanningsinstallatie op een windpark. Het hof oordeelde dat de eiswijziging een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat vormde, wat zou leiden tot onredelijke vertraging van de procedure. De rolraadsheer benadrukte dat de eisen van een goede procesorde in het geding waren en dat de wijziging van de eis niet in overeenstemming was met de procesregels. Het hof verklaarde de bezwaren van de appellant tegen de eisvermeerdering gegrond en besloot dat recht zou worden gedaan op de oorspronkelijke eis van de geïntimeerden. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata voor een meervoudige comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.178.792/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/136014 / HA ZA 14-310)
rolbeschikking van 6 december 2016 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. H.D. Wind, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2.
[geïntimeerde2] Konstruktiebedrijf B.V.,
gevestigd te [C] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. P.J. Soede, kantoorhoudend te Utrecht.
Het tussenarrest van 8 maart 2016 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Ter rolle van 3 mei 2016 heeft [appellant] in principaal appel van grieven gediend, met producties.
1.2
[geïntimeerden] c.s. hebben op de rol van 28 juni 2016 een memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel (met producties) genomen. Deze memorie bevat een wijziging van de eis in reconventie in eerste aanleg, welke in strijd met art. 2.9 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (zoals dat artikel op genoemde roldatum luidde) niet in de kop van dit processtuk is vermeld.
1.3
[appellant] heeft op de rol van 20 september 2016 een memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens akte uitlating producties in principaal appel alsmede akte houdende bezwaar tegen vermeerdering eis in reconventie (met één productie) genomen.
1.4
Vervolgens hebben [geïntimeerden] c.s. een akte uitlating bezwaar eiswijziging genomen op de rol van 4 oktober 2016.
1.5
Partijen hebben een beslissing gevraagd op het verzet tegen de eiswijziging en [geïntimeerden] c.s. heeft hiertoe de stukken overgelegd.
2 De beoordeling in het incident van verzet tegen de eiswijziging in incidenteel appel
2.1
De reconventionele vordering van [geïntimeerden] c.s. in eerste aanleg strekte ertoe (samengevat) dat [appellant] diende te worden veroordeeld (a) tot betaling van openstaande bedragen aan ondererfpachtcanon, (b) tot betaling van een contractuele boete en (c) tot betaling van de uitstaande bedragen van aan hem door [geïntimeerden] c.s. verstrekte leningen, met nevenvorderingen.
2.2
De eiswijziging in incidenteel appel komt neer op het volgende. De vordering als bedoeld in 2.1 onder (c) vervalt. [geïntimeerden] c.s. vermeerderen hun eis met een vordering (samengevat) tot veroordeling van [appellant] tot vergoeding van de door [geïntimeerden] c.s. geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.
2.3
Aan hun eisvermeerdering leggen [geïntimeerden] c.s. ten grondslag dat recent is gebleken van door [appellant] ten opzichte van [geïntimeerden] c.s. gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen. Het komt er (samengevat) op neer dat [geïntimeerden] c.s. door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 25 november 2015 in een vrijwaringsprocedure is veroordeeld tot vergoeding aan derden van de schade (€ 650.000,-) die het gevolg is van een niet goed functionerende midden-spanningsinstallatie met transformatoren op het windpark [a-straat] . [geïntimeerden] c.s. houden [appellant] aansprakelijk voor de schade die zij hierdoor lijden, aangezien [appellant] de ontwikkelaar is van het project [a-straat] en in die rol namens de grondeigenaren optrad als coördinator voor de netinpassing.
2.4
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan [geïntimeerden] c.s. de bevoegdheid toekomt hun eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
2.5
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959 en HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064).
2.6
De eisvermeerdering voldoet aan de in 2.5 vermelde "in beginsel strakke regel", nu [geïntimeerden] c.s. de eiswijziging in hun memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel, hebben opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
2.7
Uit het wettelijk stelsel volgt dat [appellant] ook in hoger beroep bedacht moet zijn op een eiswijziging. De enkele omstandigheid dat de eis of de gronden daarvan worden gewijzigd, levert dan ook niet snel strijd met de eisen van een goede procesorde op. Aan voormeld stelsel is tevens inherent dat op de gewijzigde eis enkel door het hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend.
2.8
In het onderhavige geval gaat het echter niet slechts om een wijziging of aanvulling van de feitelijke en/of juridische grondslag van de vordering in eerste aanleg, maar om de toevoeging van een geheel nieuw geschil, namelijk: de aansprakelijkheid van [appellant] voor de schade die [geïntimeerden] c.s. stellen geleden te hebben vanwege een niet goed functionerende midden-spanningsinstallatie met transformatoren op het windpark [a-straat] . Het gaat aldus om een substantiële uitbreiding van het aan de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. ten grondslag liggende feitencomplex, waardoor het geding zal worden vertraagd. Daar komt nog bij dat de veroordeling waarop [geïntimeerden] c.s. hun vordering baseren, is uitgesproken in twee (gevoegde) vrijwaringszaken. Uit de stellingen van [geïntimeerden] c.s. blijkt dat in ieder geval tegen de vonnissen in de vrijwaringszaken hoger beroep aanhangig is. Voor de beoordeling van de vordering van [geïntimeerden] c.s. op [appellant] zou de uitkomst van dat hoger beroep moeten worden afgewacht, hetgeen tot verdere vertraging leidt.
2.9
Met [appellant] is de rolraadsheer dan ook van oordeel dat de eisvermeerdering leidt tot een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat en tot onredelijke vertraging van het geding. Mede gelet op de omstandigheid dat deze procedure zich reeds in het stadium bevindt dat de schriftelijke memoriewisseling in beginsel is afgesloten, is de raadsheer van oordeel dat de in 2.2 vermelde eisvermeerdering niet toelaatbaar is wegens strijd met de goede procesorde. Het hof zal derhalve, voor alle duidelijkheid, in incidenteel appel recht doen op de navolgende eis van [geïntimeerden] c.s.:
"(...) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 15 juli 2015 tussen partijen in reconventie gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende, al dan niet onder aanvulling van de gronden:
1. [appellant] te veroordelen tot betaling van het bedrag aan ondererfpachtcanon van € 21.526,11, althans subsidiair € 19.034,56, te vermeerderen met de handelsrente, ex art. 6:119a telkens vanaf de vervaldatum over het niet betaalde gedeelte tot aan de dag der voldoening, althans vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2014 (conclusie van eis in reconventie), althans vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente vanaf 20 juni 2016 tot aan de dag der voldoening;
2. [appellant] te veroordelen tot het betalen van een contractuele boete ten bedrage van € 88.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2014, althans vanaf heden;
Met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in reconventie in eerste aanleg en in hoger beroep."
2.1
De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak.

3.De verdere beoordeling in de hoofdzaak in principaal en incidenteel appel

3.1
De gevoegde zaak met nummer 200.171.279 is door het hof geselecteerd voor een meervoudige comparitie na memorie van antwoord en staat thans voor uitlating verhinderdata. Aangezien de onderhavige zaak eveneens geschikt is voor een dergelijke comparitie, zal de rolraadsheer deze zaak naar dezelfde roldatum verwijzen voor opgave verhinderdata.
De beslissing
De rolraadsheer:
in het incident van verzet tegen de eiswijziging in incidenteel appel
verklaart de bezwaren van [appellant] tegen de eisvermeerdering van [geïntimeerden] c.s. gegrond;
verstaat dat recht zal worden gedaan op de eis zoals geformuleerd in rechtsoverweging 2.9;
bepaalt dat over de kosten van het incident zal worden beslist bij einduitspraak in de (hoofd)zaak in incidenteel appel.
in de hoofdzaak in principaal en incidenteel appel
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 17 januari 2017voor opgave verhinderdata partijen ten behoeve van een meervoudige comparitie na memorie van antwoord (gevoegd met zaaknr. 200.171.279).
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 december 2016 in bijzijn van de griffer.