Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"Inzake: Afspraak met SRK (Mw. [D] )". Voorts geeft [appellant] daarin te kennen dat hij die middag met mr. Hoekstra heeft gesproken over de nu door hem ingeleverde dossiers en schrijft hij:
"Immers de dekking was/is er reeds".
"Uw schrijven 23/5/2007 is juist".
4.De vorderingen en beoordeling door de kantonrechter
5.De beoordeling in hoger beroep
grief I,waarmee hij betoogt dat de feitenvaststelling onvolledig is. Er is overigens geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
grief IIstelt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte zijn beroep op niet-ontvankelijkheid van PlasBossinade heeft verworpen.
grief Vvan [appellant] is het eindvonnis van de kantonrechter nietig, omdat dit vonnis zonder aankondiging vooraf is gewezen door een andere kantonrechter dan de rechter ten overstaan van wie de getuigenverhoren zijn gehouden. Daarnaast was laatstbedoelde rechter volgens het register een maand na dit eindvonnis nog steeds werkzaam bij de rechtbank, aldus de toelichting op de grief.
in het vonnis(cursivering hof) melding wordt gemaakt. Van afwijking van het bepaalde in het tweede lid staat overigens geen voorziening open.
grief IIIbetoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte de pagina's 46 tot en met 130 van zijn conclusie van antwoord buiten beschouwing heeft gelaten. In randnummer 51 stelt [appellant] dat het tot zijn vrijheid en partijautonomie behoort om zijn processtukken in te richten zoals hij dat wenst.
grief IVdat de kantonrechter ten onrechte niet meteen de vordering van PlasBossinade heeft afgewezen en zijn tegenvorderingen heeft toegewezen, maar eerst nog een bewijsopdracht heeft verstrekt.
grieven VI en VIIkomt [appellant] op tegen het oordeel dat PlasBossinade is geslaagd in het haar opgedragen bewijs en tegen de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Die motivering is mede gestoeld op het uitgangspunt van de kantonrechter dat de getuigen Hoekstra en Timmer materieel partijgetuigen zijn, hetgeen PlasBossinade met haar
grief in voorwaardelijk incidenteel hoger beroepbetwist. Het hof zal om proceseconomische redenen eerst deze grief bespreken, want als de grieven van [appellant] zouden slagen, zou het hof, indien ook de grief in incidenteel hoger beroep slaagt, het bewijs opnieuw moeten waarderen aan de hand van de dan geldende maatstaf.
grief VIII.
grief Xwordt bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente over de toegewezen hoofdsom, tegen de toegewezen buitengerechtelijke kosten, de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordelingen en de veroordeling in de proceskosten van het geschil in conventie.
grief XIbetoogt [appellant] dat de kantonrechter zijn vorderingen in reconventie ten onrechte heeft afgewezen en hij bepleit alsnog toewijzing van zijn gewijzigde vorderingen.
alhetgeen ter voldoening aan het bestreden vonnis mocht zijn voldaan.