ECLI:NL:GHARL:2017:10292
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens strijd met richtlijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. De aanleiding voor deze uitspraak was dat het openbaar ministerie was overgegaan tot dagvaarding van de verdachte, terwijl de toepasselijke richtlijn voorschreef dat een strafbeschikking diende te worden uitgevaardigd. De economische politierechter had eerder geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was, omdat niet was komen vast te staan dat er sprake was van recidive, zoals vereist door de richtlijn.
Tijdens de zitting van het hof op 8 november 2017 heeft de advocaat-generaal erkend dat de dagvaarding in strijd met de richtlijn was en heeft verzocht om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat-generaal geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het openbaar ministerie toch ontvankelijk zou zijn in de vervolging. Het hof heeft daarbij verwezen naar de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat een niet-ontvankelijkheid niet automatisch volgt uit een schending van de richtlijn, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de economische politierechter vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures door het openbaar ministerie en de noodzaak om richtlijnen in acht te nemen bij het instellen van strafvervolging.