ECLI:NL:GHARL:2017:10317
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. de Witt
- A. Landstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake beroepschriften tegen inleidende beschikkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 2 februari 2016 de beroepen van de betrokkene tegen de beslissingen van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ongegrond heeft verklaard. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, maar de advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Het hof heeft beoordeeld of de beslissingen van de kantonrechter geldig waren. Het hof oordeelt dat de beslissingen niet ondertekend waren door de kantonrechter, wat volgens vaste jurisprudentie leidt tot vernietiging van deze beslissingen. Vervolgens heeft het hof de beroepschriften tegen de inleidende beschikkingen beoordeeld. De officier van justitie had geoordeeld dat de beroepen te laat waren ingediend, omdat de termijnen op 24 april 2014 waren verstreken.
De betrokkene stelde dat hij op 15 maart 2014 beroep had aangetekend en overhandigde twee brieven van 14 maart 2014 en een brief van het openbaar ministerie van 13 mei 2014 als bewijs. Het hof oordeelt echter dat de brieven van de betrokkene niet ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als beroepschriften kunnen worden aangemerkt. De brieven bevatten verzoeken om informatie en een nieuwe termijn voor indiening van een bezwaarschrift, maar geen duidelijke instemming met het indienen van beroep.
Het hof concludeert dat de officier van justitie terecht de brieven niet als beroepschriften heeft opgevat en dat de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroepen. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof juiste beslissingen genomen, en het hof bevestigt deze beslissingen.