Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot wijziging van een convenant betreffende partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder een tussenbeschikking ontvangen waarin hij was toegelaten te bewijzen dat hij slechts tijdelijk zou bijdragen aan de eigenaarslasten van de echtelijke woning. Het hof heeft de man gehoord als getuige, maar oordeelde dat hij niet was geslaagd in zijn bewijsopdracht. De getuige verklaarde dat er een alimentatieduur van 12 jaar was afgesproken en dat er geen termijn was vastgesteld voor de verkoop van de woning. Het hof concludeerde dat de man niet kon aantonen dat de partijen enkel een tijdelijke bijdrage in de woonlasten waren overeengekomen, en bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank.
Het hof overwoog verder dat de man geen beroep kon doen op wijziging van de alimentatie op grond van artikel 1:401 lid 5 BW, omdat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de man niet kon aantonen dat het convenant met grove miskenning van de wettelijke maatstaven was aangegaan. Het hof benadrukte dat de man niet had onderbouwd wat volgens de wettelijke maatstaven passend was, waardoor het niet mogelijk was om te beoordelen of er van die maatstaven was afgeweken.
De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg en de kosten van de getuige werden gedeeld. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beslissing van de rechtbank en wees het meer of anders verzochte af.