In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.A.F. Lucas, en [geïntimeerde], vertegenwoordigd door mr. P. Koops. De zaak betreft de toewijzing van beslagkosten en achterstallige huurpenningen die voortvloeien uit een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. In eerste aanleg had de kantonrechter de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, maar de vorderingen tot schadevergoeding en betaling van beslagkosten afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat de eis van [appellant] is veranderd. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld, aangezien daartegen geen grieven zijn ingediend.
Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van beslagkosten toewijsbaar is, omdat de kosten van het conservatoire beslag dat in september 2015 is gelegd, niet onrechtmatig zijn. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] ook de achterstallige huurpenningen over de periode van 1 oktober 2015 tot 8 juni 2016 moet betalen, omdat hij in die periode geen huur heeft voldaan. Het hof heeft de grieven van [appellant] gegrond verklaard en het bestreden vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van de vorderingen tot betaling van beslagkosten en achterstallige huur.
De slotsom van het hof is dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 10.574,68 aan [appellant], vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van beslagkosten van € 1.066,61. Tevens is [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter voor het overige bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.