ECLI:NL:GHARL:2017:10636
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. de Witt
- A. Huizenga
- Rechtspraak.nl
Vormverzuim in procedure bij kantonrechter en gevolgen voor hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen beroepsgronden bevatte en het verzuim niet binnen de gestelde termijn was hersteld. De gemachtigde stelde dat de kantonrechter ten onrechte geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om het verzuim te herstellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde op 22 juli 2015 beroep heeft ingesteld, maar dat het beroepschrift geen gronden bevatte. De griffier van de rechtbank had de gemachtigde op 27 januari 2016 gewezen op het ontbreken van gronden en een termijn van één week gegeven om dit verzuim te herstellen. Het hof oordeelde dat deze termijn niet adequaat was en dat de gemachtigde niet voldoende was geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van het niet herstellen van het verzuim.
Het hof concludeerde dat er sprake was van een vormverzuim in de procedure bij de kantonrechter, maar dat dit op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet leidde tot vernietiging van de beslissing, omdat de gemachtigde in hoger beroep geen beroepsgronden had ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.