Uitspraak
kantoorhoudende te [C] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2017 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene, die werd vertegenwoordigd door mr. [B], niet-ontvankelijk verklaard omdat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid had gesteld. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de kantonrechter ten onrechte geen acht had geslagen op een eerder gevoerd draagkrachtverweer. Het hof oordeelde dat de kantonrechter niet in overeenstemming had gehandeld met de wettelijke vereisten en dat de betrokkene in de gelegenheid moest worden gesteld om zijn financiële situatie nader te onderbouwen. Het hof heeft besloten om de zaak niet terug te verwijzen naar de rechtbank, maar zelf de nodige stappen te ondernemen om de betrokkene in de gelegenheid te stellen zijn draagkrachtverweer te onderbouwen. De betrokkene moet binnen vier weken na verzending van het arrest de gevraagde informatie verstrekken, waarna het hof verdere beslissingen zal nemen.