ECLI:NL:GHARL:2017:10676

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.188.199
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzekeringsplicht voor oldtimers onder de Overgangsregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 28 januari 2016 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De kantonrechter had de sanctie gematigd tot € 200,-. De betrokkene, eigenaar van een oldtimer, stelde dat hij niet verplicht was om een verzekering af te sluiten omdat het voertuig onder de Overgangsregeling valt, die hem verbiedt om in bepaalde maanden gebruik te maken van de openbare weg. Hij was van mening dat de tenaamstelling van het voertuig in die maanden automatisch geschorst zou zijn, waardoor er geen verzekeringsplicht zou gelden. Het hof oordeelt dat de Overgangsregeling enkel betrekking heeft op de motorrijtuigenbelasting en niet op de verzekeringsplicht. De betrokkene had geen recht op de veronderstelling dat er geen verzekeringsplicht gold, en de sanctie blijft daarom gehandhaafd. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

WAHV 200.188.199
5 december 2017
CJIB 189162952
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 28 januari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 200,-.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd ter zake van “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 25 februari 2015 met het voertuig met het kenteken [YY-00-YY] .
2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de door de kantonrechter toegepaste matiging tot de helft niet ver genoeg gaat. De sanctie zou in haar geheel ongedaan moeten worden gemaakt. Er is sprake van een oldtimer die onder de zgn. Overgangsregeling voor oldtimers (hierna: de Overgangsregeling) valt. Nu er gelet op die regeling in januari, februari en december niet met het voertuig gebruik mag worden gemaakt van de openbare weg, ging de betrokkene ervan uit dat de tenaamstelling van het voertuig in die maanden automatisch zou zijn geschorst, zodat geen verzekering nodig zou zijn. Het voertuig heeft gedurende de wintermaanden op de oprit van de betrokkene geparkeerd gestaan. Wat de betrokkene betreft, moet bij een registercontrole worden gecontroleerd of het voertuig om andere redenen, zoals de Overgangsregeling, niet van de openbare weg gebruik mag maken. De betrokkene vindt verder de informatievoorziening hierover onduidelijk en onvolledig. Ter onderbouwing heeft hij een informatieblad van het Ministerie van Financiën bijgevoegd dat ziet op de Overgangsregeling. Daarin wordt in het geheel niet over de verzekeringsplicht gesproken.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam). Deze bepaling houdt, voor zover hier van belang, in dat de kentekenhouder van een motorrijtuig verplicht is er voor zorg te dragen dat voor een motorrijtuig dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, een verzekering overeenkomstig de Wam is afgesloten en in stand gehouden.
4. Uit de stukken van het dossier, waaronder het zaakoverzicht van het CJIB, blijkt dat op 25 februari 2015 geen verzekering stond geregistreerd voor het voertuig met het kenteken [YY-00-YY] en dat de tenaamstelling van het voertuig ook niet was geschorst. De juistheid van deze gegevens is door de betrokkene niet betwist, net zo min als door hem is weersproken dat hij de kentekenhouder van voormeld voertuig was. Derhalve is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
5. Het hof dient vervolgens te beoordelen of de door de betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging is verricht of waarin hij verkeert, van dien aard zijn dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken, dan wel aanleiding geven de sanctie te matigen (vgl. artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersdelicten (Wahv)).
6. Het hof stelt vast dat het voertuig van de betrokkene in 1980 voor het eerst in gebruik is genomen. Dat brengt mee dat het voertuig valt onder de Overgangsregeling.
Deze regeling biedt eigenaren van benzinevoertuigen die tussen de 26 en de 40 jaar oud zijn de mogelijkheid om van een lager tarief voor de motorrijtuigenbelasting te profiteren. Voorwaarde is dat met het voertuig in de maanden januari, februari en december geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. De Overgangsregeling heeft geen betrekking op de verzekeringsplicht, maar slechts op de motorrijtuigenbelasting. Het betreft een fiscale regeling.
7. De inhoud van voormelde regeling wordt uitgelegd in het door de betrokkene overgelegde informatieblad. De -geen fiscaal aspect betreffende- verzekeringsplicht wordt daarin niet genoemd. Op basis van dit informatieblad kan dan ook niet worden geconcludeerd dat gedurende de maanden januari, februari en december geen verzekeringsplicht zou gelden of dat de tenaamstelling van het voertuig in het kentekenregister automatisch zou worden geschorst. Van een gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen daaromtrent is dus geen sprake. Dat de betrokkene ten onrechte toch van die veronderstelling is uitgegaan, komt voor zijn eigen rekening.
8. Het hof concludeert dat hetgeen de betrokkene aanvoert geen aanleiding geeft om de oplegging van een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie verdergaand te matigen dan de kantonrechter reeds heeft gedaan.
9. De beslissing van de kantonrechter zal worden bevestigd.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.