ECLI:NL:GHARL:2017:10777

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.186.944
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Sekeris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeersgedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 19 februari 2016 een beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en de beslissing van de officier van justitie vernietigde. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. [B], had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor het niet stoppen voor rood licht op 22 november 2014. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de geldigheid van de sanctie, omdat de foto's van de gedraging niet voorzien waren van een inspiegelbeeld, wat volgens hem noodzakelijk was om de gedraging vast te stellen. Het hof beoordeelt de zaak aan de hand van de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto's en gegevens van het CJIB. Het hof concludeert dat de foto's voldoende informatie bevatten om de gedraging vast te stellen, ondanks het ontbreken van een inspiegelbeeld. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de juiste waarde per punt heeft gehanteerd voor de proceskostenvergoeding en dat de wegingsfactor correct is toegepast. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

WAHV 200.186.944
7 december 2017
CJIB 185938346
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 19 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 122,50.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 22 november 2014 om 01.01 uur op de Rijksweg A20 afrit 16 te Capelle aan den IJssel met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert aan dat de foto's van de gedraging niet zijn voorzien van een inspiegelbeeld. Onder de foto's is de informatie enkel in een databalk opgenomen. Nu de ingespiegelde informatie ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Daarbij is ook van belang dat het betreffende kenteken op één van de foto's niet is ingespiegeld. De gemachtigde wijst in dit verband op het arrest van het hof van 6 mei 2015, WAHV 200.142.459, ECLI:NL:GHARL:2015:3244.
3. In het zaakoverzicht van het CJIB is, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, zakelijk weergegeven, onder meer opgenomen dat met behulp van roodlichtapparatuur is geconstateerd dat het voertuig met voormeld kenteken blijkens foto 1 de radardetectie of de lus achter de stopstreep heeft geactiveerd op het moment dat het rode verkeerlicht reeds 1,7 seconden brandde en dat het voertuig, zoals blijkt uit foto 2 welke circa een seconde later is genomen, is verder gereden.
4. Op de eerste foto van de gedraging is een personenauto te zien die zich net voor de stopstreep bevindt. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig is verder gereden en zich net voorbij het verkeerslicht bevindt. Op deze foto is rechtsonder het kenteken [00-YY-YY] ingespiegeld. Het verkeerslicht straalt op beide foto's rood licht uit. De foto's bevatten elk een bijbehorende databalk. De hierin opgenomen gegevens stemmen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gedragingsgegevens.
5. Dat in de onderhavige zaak bij de foto's van de gedraging geen gebruik meer wordt gemaakt van een zogenaamd inspiegelbeeld, geeft geen aanleiding te twijfelen of de gedraging is verricht. In tegenstelling tot hetgeen in voornoemd arrest van het hof van 6 mei 2015 het geval was, blijkt uit de databalken onder de foto's alle benodigde informatie voor de vaststelling van de onderhavige gedraging. Dat het kenteken enkel op de tweede foto is ingespiegeld, doet hier niet aan af. Nu de gemachtigde geen voor de zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de vermelde waarden, zoals vermeld in het zaakoverzicht van het CJIB en de databalken onder de foto's van de gedraging, staat naar de overtuiging van het hof vast dat de gedraging is verricht.
6. Ten aanzien van de toegekende proceskostenvergoeding door de kantonrechter betoogt de gemachtigde dat een onjuiste waarde per punt is gebruikt omdat de beslissing van de kantonrechter na 1 januari 2016 is genomen en de waarde per punt per 1 januari 2016 is gewijzigd. Tevens is een onjuiste wegingsfactor gehanteerd.
7. Het beroepschrift bij de kantonrechter is vóór 1 januari 2016 ontvangen. Gelet op artikel IV, vierde lid, van de Regeling indexering bedragen Algemene wet bestuursrecht, Besluit proceskosten bestuursrecht en de Wet griffierecht burgerlijke zaken, is, voor zover hier van belang, onderdeel B van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dit onderdeel luidde vóór 1 januari 2016, van toepassing. Dit betekent dat een bedrag van € 490,- per punt moet worden gehanteerd. De kantonrechter heeft hierop gelet het juiste bedrag gehanteerd.
8. Voorts is er geen grond voor het oordeel dat de kantonrechter een hogere wegingsfactor had moeten toepassen. Artikel 13a, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengt mee dat de kantonrechter een zekere beoordelingsruimte heeft bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding moet worden ingewilligd. Het antwoord op de vraag welke wegingsfactor moet worden toegepast, is afhankelijk van het gewicht van de zaak. Het is bij uitstek de over het beroep oordelende kantonrechter die het gewicht van die zaak kan beoordelen. Deze beoordeling door de kantonrechter kan in hoger beroep slechts marginaal worden getoetst. Niet kan worden geoordeeld dat de kantonrechter in redelijkheid niet de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) heeft kunnen toepassen.
9. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter een juiste beslissing genomen. Het hof zal deze beslissing dan ook bevestigen. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek om proceskostenvergoeding afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.