ECLI:NL:GHARL:2017:10788

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.208.750
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Van der Meulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep inzake administratieve sanctie en verzoek om dwangsom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen een niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter met betrekking tot een administratieve sanctie van € 370,- voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige gehandicaptenparkeerkaart. De advocaat-generaal heeft echter besloten om de inleidende beschikking in te trekken, waardoor de betrokkene geen belang meer had bij een uitspraak op het hoger beroep ten aanzien van de sanctie. Het hof heeft daarom het hoger beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de gemachtigde van de betrokkene verzocht om een dwangsom te verbeurd te verklaren, omdat de officier van justitie niet tijdig had beslist op het administratief beroep. Het hof oordeelde dat in beroep bij de kantonrechter geen bezwaren waren aangevoerd over de hoogte van de dwangsom, waardoor deze kwestie geen onderdeel uitmaakte van het bij de kantonrechter ingestelde beroep. Het hof kon daarom niet voor het eerst in hoger beroep een verzoek tot vaststelling van de dwangsom doen. Ook dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard.

Ten slotte, nu de inleidende beschikking was ingetrokken, heeft het hof aanleiding gezien om de proceskosten van de betrokkene te vergoeden. De kosten, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand, werden vastgesteld op € 742,50. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot deze vergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en werd uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.208.750
7 december 2017
CJIB 189688865
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 3 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
Bij brief van 15 september 2017 heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking met voormeld CJIB-nummer, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld.
De gemachtigde van de betrokkene verzoekt het hof bij brief d.d. 18 september 2017 om een proceskostenvergoeding en om een dwangsom verbeurd te verklaren.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “parkeren op de gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 april 2015 om 16.37 uur op het Mercuriusplein te Assen met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. Nu de advocaat-generaal heeft besloten om voormelde beschikking in te trekken en derhalve is bewerkstelligd, hetgeen de betrokkene met het hoger beroep beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van deze beschikking, heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep ten aanzien van de sanctie. Derhalve dient het hoger beroep van de betrokkene in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. De gemachtigde verzoekt het hof om een dwangsom verbeurd te verklaren, omdat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist op het administratief beroep van de betrokkene.
4. Artikel 4:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat het bezwaar, het beroep of het hoger beroep tegen de beschikking op de aanvraag mede betrekking heeft op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, voorzover de belanghebbende deze beschikking betwist.
5. Het hof stelt vast dat in beroep bij de kantonrechter geen bezwaren zijn aangevoerd met betrekking tot het niet -door de officier van justitie bij beschikking- vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. Aldus maakt deze kwestie geen onderdeel uit van het bij de kantonrechter ingestelde beroep en kan het tegen die beslissing ingestelde hoger beroep daarop ook geen betrekking hebben. Gelet op artikel 4:19, eerste lid, van de Awb kan niet voor het eerst in hoger beroep een verzoek worden gedaan tot het vaststellen van een dwangsom om reden dat de officier van justitie niet tijdig op het administratief beroep heeft beslist. Derhalve dient het hoger beroep ook in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Nu de inleidende beschikking wordt ingetrokken is er aanleiding voor vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 495,-. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 742,50 (= 3 x € 495,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, gemaakt in hoger beroep, ter hoogte van € 742,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.