ECLI:NL:GHARL:2017:10870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
200.226.757/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [verzoeker]. De minderjarige, geboren in 2000, heeft zich herhaaldelijk niet aan afspraken gehouden en is sinds 10 augustus 2011 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI). De GI had op 14 juli 2017 verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, welke door de kinderrechter op 2 augustus 2017 is verleend. De ouders van [verzoeker] zijn gezamenlijk met het gezag belast, maar de situatie is zodanig dat de minderjarige niet de structuur en begeleiding ontvangt die hij nodig heeft om zich te ontwikkelen tot een verantwoordelijk jongvolwassene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2017 heeft [verzoeker] zijn grief gepresenteerd, waarbij hij de bestreden beschikking wilde vernietigen. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking van de kinderrechter. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in ogenschouw genomen, waaronder de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [verzoeker]. Het hof concludeert dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de zorg onttrekt en om hem de kans te geven zich verder te ontwikkelen.

Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [verzoeker] voorop staat. De beslissing is genomen met inachtneming van de noodzaak voor [verzoeker] om te werken aan zijn ontwikkeling, gezien zijn leeftijd en de laatste kansen die hij heeft om zich in de maatschappij staande te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.226.757/01
(zaaknummer rechtbank C/17/156082 / FJ RK 17-690)
beschikking van 7 december 2017 (bij vervroeging)
inzake
[verzoeker],
verblijvende in [A] te [B] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier te Sneek,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Leeuwarden,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: de moeder,

2.[de vader] ,wonende te [D] ,verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 2 augustus 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 november 2017;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 8 november 2017, waarin de raad bericht niet over relevante rapportages/adviezen te beschikken;
- een brief van de GI van 17 november 2015 met bijlagen;
- een faxbrief van mr. Crozier van 23 november 2017;
- een faxbrief van de GI van 28 november 2017;
- een faxbrief van mr Crozier van 29 november 2017 met als bijlage het proces-verbaal van de zitting van de kinderrechter van 26 juli 2017;
- aanvullende stukken uit de rechtbankprocedure, kort voor de zitting door mr. Crozier overgelegd.
2.2
Bij beschikking van 7 november 2017 is last gegeven om mr. Crozier toe te voegen als advocaat van [verzoeker] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoeker] met mr. Crozier, de ouders, en namens de GI de heer [E] .

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 2000 geboren uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder. De vader en de moeder zijn gezamenlijk met het gezag over [verzoeker] belast.
3.2
[verzoeker] is sinds 10 augustus 2011 onder toezicht gesteld van de GI. De termijn van de ondertoezichtstelling is bij de bestreden beschikking laatstelijk verlengd tot 2 februari 2018.
3.3
Vanaf 2014 woonde [verzoeker] bij zijn vader. In november 2015 is [verzoeker] geplaatst in een gesloten instelling, waarna hij vanaf maart 2016 tot in november 2016 op basis van een machtiging gesloten jeugdzorg is geplaatst in [A] (hierna: [A] ).
3.4
Bij inleidend verzoek heeft de GI de kinderrechter op 14 juli 2017 verzocht op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jw een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
3.5
De GI heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 21 juli 2017 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoeker] met het oog daarop heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.6
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 2 augustus 2017 tot uiterlijk 2 februari 2018 betreffende [verzoeker] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] is verleend en opnieuw beschikkende het inleidend verzoek daartoe af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.
4.2
De GI heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd en het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [verzoeker] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de zorg die hij/zij nodig heeft, zal onttrekken.
5.3
De redenen waarom het hof tot dit oordeel komt zijn dezelfde als die de kinderrechter daarvoor had. Na het eigen onderzoek van het hof is het hof het eens met de beoordeling door de kinderrechter. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.4
[verzoeker] gaf op de zitting een voorbeeld van waar hij allemaal voor gestraft wordt bij de [A] , en hoe onredelijk dat in zijn ogen is; hij beschreef een incident met het doorgeven van brood. In het gesprek dat het hof daar met hem over had, bleek dat [verzoeker] niet kan begrijpen dat de manier waarop hij op de vraag was ingegaan onnodig tot ruzie leidt, terwijl een andere manier van reageren geen probleem zou hebben opgeleverd. Maar dan had [verzoeker] wel moeten inzien dat degene die de vraag stelde daar misschien wel redelijke redenen voor had, of, algemener, hij had zich moeten realiseren dat een dergelijke vraag het niet waard is om er ruzie over te maken. Hij heeft alleen maar kans gezien om vanuit zijn eigen denkwereld te reageren en geen rekening gehouden met de ander, noch met de gevolgen voor zichzelf, en ziet ook nu nog niet in dat hij daar verstandiger aan had gedaan. Zo'n houding brengt over het algemeen iedereen in problemen, en dat leren vermijden is waar [verzoeker] aan zou moeten werken voordat hij zich - gelet op zijn leeftijd - binnenkort zelfstandig in de maatschappij staande zal moeten gaan houden.
Daarnaast heeft [verzoeker] aangevoerd dat de behandeling die hij nodig heeft - EMDR - best in vrijheid kan worden gevolgd en dat daarvoor geen gesloten plaatsing nodig is. Als het hof het vertrouwen kon hebben dat [verzoeker] zich prima aan zijn afspraken zou houden zou [verzoeker] daar gelijk in kunnen hebben, maar de recente ervaringen - zoals die uit het dossier blijken - hebben anders uitgewezen: [verzoeker] heeft zich herhaaldelijk niet aan afspraken gehouden, hij is recent weggelopen uit de [A] , en de redenen die hij daar in een aantal gevallen voor heeft aangevoerd overtuigen niet. En dit alles heeft plaatsgevonden kort nadat [verzoeker] uit een eerdere gesloten plaatsing was gekomen, wat er op wijst dat hij daarvan niet voldoende geleerd heeft. Maar daarnaast - en dat is nog belangrijker - worden [verzoeker] op dit moment, als hij bij zijn vader zou wonen, niet de structuur geboden en de strakke regels opgelegd die hij nodig heeft om nog te kunnen uitgroeien tot een voldoende verantwoordelijk zelfstandig jong volwassen mens. Vooralsnog ziet het hof voor dat belangrijke doel geen andere oplossing dan een gesloten plaatsing, omdat het risico dat [verzoeker] niet voldoende aan die ontwikkeling werkt te groot is wanneer hij te veel vrijheid heeft om zelf te bepalen wat hij doet. Dat is jammer maar het is op dit moment niet anders, en het belang van [verzoeker] maakt het nodig dat hij zoveel mogelijk aan die ontwikkeling werkt. Gezien zijn leeftijd is hij met zijn laatste kansen op dit gebied bezig.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 2 augustus 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, A.R. van der Winkel en M.P. den Hollander, en is op 7 december 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.