ECLI:NL:GHARL:2017:10873

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
200.224.584
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toelating tot wettelijke schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende stabiliteit en vertrouwen in nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de weigering van de rechtbank Overijssel om [appellant] toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank had eerder, op 26 september 2017, het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant], die bekend is met een verstandelijke beperking en autisme, sinds 4 december 2014 gebruik maakt van budgetbeheer van de Stadsbank Oost-Nederland en dat zijn totale schuldenlast € 13.091,15 bedraagt. Ondanks de aanstelling van een beschermingsbewindvoerder op 14 november 2017, was de situatie van [appellant] nog niet zodanig stabiel dat er vertrouwen was dat hij zijn verplichtingen zou kunnen nakomen. Het hof oordeelde dat [appellant] gedurende een langere periode moet laten zien dat hij met behulp van het beschermingsbewind zijn financiële situatie onder controle heeft. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, omdat er onvoldoende bewijs was dat [appellant] in staat zou zijn om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer: 200.224.584
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 202996)
arrest van 11 december 2017
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.J. Hoogeveen.

1.Het geding in eerste aanleg

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 26 september 2017 is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 3 oktober 2017 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van de brief met bijlagen van 28 november 2017 van mr. Hoogeveen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2017 te Zwolle, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep een e-mailbericht van zijn beschermingsbewindvoerder [persoon] aan mr. Hoogeveen van 1 december 2017 overgelegd.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is het volgende gebleken.
[appellant] is geboren op [geboortedatum] . Hij is bekend met een verstandelijke beperking en autisme. Sinds 4 december 2014 maakt hij gebruik van budgetbeheer van de Stadsbank Oost-Nederland (hierna: de Stadsbank). Voorts is gebleken dat bij beschikking van
14 november 2017 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, de goederen die (zullen) toebehoren aan [appellant] onder bewind zijn gesteld.
[appellant] ontvangt een uitkering op basis van de Participatiewet. Zijn totale schuldenlast bedraagt volgens de bij het inleidende verzoekschrift overgelegde crediteurenlijst
€ 13.091,15 en bestaat onder meer uit een schuld aan Zilveren Kruis Achmea van € 7.972,94 (volgens de crediteurenlijst ontstaan in 2006), een schuld aan Zorginstituut Nederland van
€ 886,29 (volgens de crediteurenlijst ontstaan in 2016) en een schuld aan CAK van € 180,59 (volgens de crediteurenlijst ontstaan in 2016).
3.2
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen op basis van het volgende. Niet aannemelijk is geworden dat [appellant] de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen in de zin van artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c, Faillissementswet (hierna: Fw). [appellant] is niet in staat zelfstandig zijn post open te maken en te verwerken. Hij wordt daarbij weliswaar begeleid door begeleiders van Stichting Twentse Zorgcentra, maar deze hulp is onvoldoende bij het nakomen van de informatieverplichting die geldt in de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het instellen van beschermingsbewind is noodzakelijk voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, maar dat traject moet nog worden gestart. Voorts is gebleken dat [appellant] thans niet werkt en solliciteert. Onvoldoende aannemelijk is daarom dat hij zich voldoende zal kunnen inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Op grond van dit alles geldt dat [appellant] thans nog niet klaar is voor de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.3
[appellant] kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen. Daartoe voert hij onder meer het volgende aan. Zijn situatie is - mede vanwege zijn beperkte verstandelijke niveau - al vanaf zijn jeugd problematisch. Sinds enige jaren ontvangt [appellant] thuiszorg van Stichting Twentse Zorgcentra. Hierdoor is zijn problematiek verminderd en heeft hij meer rust. Daarnaast heeft [appellant] voor zijn financiële problematiek hulp in de vorm van budgetbeheer van de Stadsbank. Voorts is er op 14 november 2017 een beschermings-bewindvoerder aangesteld. Door het ingestelde beschermingsbewind is [appellant] ervan overtuigd dat hij de verplichtingen die zijn verbonden aan de schuldsaneringsregeling zal kunnen nakomen. Mede dankzij het budgetbeheer door de Stadsbank heeft hij al sedert
4 december 2014 laten zien zijn financiën goed te kunnen beheren.
3.4
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat thans nog onvoldoende aannemelijk is dat [appellant] in staat zal zijn de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen ex artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c, Fw naar behoren na te komen.
Om [appellant] op grond van voornoemd artikellid toe te laten, dient ten minste sprake te zijn van een zodanig stabiele situatie dat het vertrouwen gerechtvaardigd is dat [appellant] genoemde verplichtingen kan en zal nakomen. Die situatie doet zich (nog) niet voor. De beschermingsbewindvoerder is pas zeer recent - te weten op 14 november 2017 - benoemd. Uit de ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting is gebleken dat de beschermingsbewindvoerder op dit moment bezig is met een inventarisatie en in de komende periode bepaalde werkzaamheden van de Stadsbank - zoals het beheer van een bankrekening - zal overnemen. Thans is nog onbekend welke uitwerking de instelling van het beschermingsbewind op de (financiële) situatie van [appellant] zal hebben. Met name is nodig dat [appellant] gedurende een langere periode laat zien dat hij met behulp van het beschermingsbewind zijn (financiële) situatie op orde heeft. Dat is ook van belang in het licht van de omstandigheid dat ondanks het budgetbeheer door de Stadsbank in 2016 toch nog een tweetal nieuwe schulden is ontstaan. Gelet op het vorenstaande kan [appellant] (thans nog) niet worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 26 september 2017.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, F.J.P. Lock en I.F. Clement, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Lock en op 11 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.