Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 1.447,94 te betalen (de jaarpremie voor zichzelf en [B] met aftrek van een korting voor een verhoogd eigen risico en voor jaarbetaling).
“ter incasso gegeven bedrag € 1.459,44
Hoofdsom € 1.459,44
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 1.795,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2015 tot de dag van algehele voldoening over een bedrag van € 1.029,31, kosten rechtens. Anderzorg heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst gehouden is tot betaling van de jaarpremie over 2008.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief Ivoert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn verweer heeft verworpen dat hij de jaarpremie over 2008 al heeft betaald. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter miskend dat waar vast staat dat de jaarpremie door Anderzorg is geïncasseerd het op haar weg had gelegen om aan te tonen dat die incasso is gestorneerd.
(vgl. ECLI:NL:HR:2004:AR1943, ECLI:NL:HR:2011:BQ8732 en ECLI:NL:HR:2005:AT5545). Automatische incasso vormt niet een (bijzondere) omstandigheid die aanleiding geeft voor een andere verdeling van de bewijslast; een debiteur moet in beginsel in staat worden geacht middels bankbescheiden aan te kunnen tonen dat geen stornering van een bepaalde automatische incasso heeft plaatsgevonden. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat hij die mogelijkheid niet (meer) heeft, omdat banken hun gegevens niet zo lang bewaren, dient dat voor zijn risico te worden gelaten, zeker nu Anderzorg aan [appellant] al op 11 september 2008 heeft bericht dat stornering had plaatsgevonden en gesteld noch gebleken is dat [appellant] ook toen al niet meer kon beschikken over bankbescheiden waaruit een niet-stornering kon blijken.
“uw premies zijn elk jaar op tijd betaald”.Volgens [appellant] mocht hij daaraan de conclusie verbinden dat de jaarpremie over 2008 was voldaan en kan Anderzorg daar anno 2015 niet meer op terugkomen. Die stelling faalt.
Uit de betreffende mededeling kan niet worden afgeleid dat die ook betrekking heeft op de (door Anderzorg daarvoor al ter incasso uit handen gegeven) jaarpremie over 2008. De mededeling is namelijk gedaan binnen de volgende context
: “Op dit moment staat er in totaal zonder de kosten die de deurwaarder berekent voor u samen over 2010, 2011 en 2012 € 2617,89 open voor het verplichte en vrijwillig gekozen eigen risico en voor de eigen bijdrage aan gemaakte zorgkosten. Uw premies zijn elk jaar op tijd betaald.”
Grief I faalt derhalve.
grief IIkomt [appellant] op tegen de verwerping door de kantonrechter van zijn beroep op verjaring dan wel rechtsverwerking.
voert aan dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat Anderzorg zonder enige reden pas na verloop van zeven jaar is overgegaan tot het invorderen van de jaarpremie over 2008. Anderzorg heeft in de periode van 1 augustus 2008 tot en met
Voor zover [appellant] niettemin heeft beoogd aan te voeren dat de sommaties (toch) geen stuitende werking hebben gehad, omdat zij te onduidelijk waren, faalt die stelling.
Overigens heeft Anderzorg in haar laatste sommatie van 16 juni 2015 aan [appellant] nogmaals een specificatie verstrekt van haar vordering uit hoofde van de jaarpremie over 2008, maar heeft ook dat niet geresulteerd in betaling door [appellant] .
Het beroep op verjaring wordt derhalve verworpen.
4.7 Het beroep op rechtsverwerking faalt eveneens. In wat hiervoor onder rov. 4.4 is overwogen over de mededeling aan [appellant] in de brief van 29 maart 2012 dat hij alle jaarpremies had voldaan, ligt besloten dat hij aan die mededeling niet het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat Anderzorg haar aanspraak op voldoening van de jaarpremie voor 2008 niet meer geldend zou maken. Uit wat hiervoor onder 4.6 is overwogen volgt dat [appellant] ook herhaaldelijk is gesommeerd tot voldoening van die vordering.
Van gronden waaraan [appellant] niettemin wél het gerechtvaardigd vertrouwen had mogen ontlenen dat Anderzorg haar vordering prijs gaf, althans niet meer zou kunnen opvorderen, is het hof verder niet gebleken.
Daarbij merkt het hof op dat enkel tijdsverloop onvoldoende is voor het aannemen van rechtsverwerking. Verder is [appellant] door het tijdsverloop ook niet onbillijk in zijn (bewijs)positie benadeeld. Anderzorg heeft in haar eerste sommatiebrieven haar vordering inzake de jaarpremie voor 2008 duidelijk gespecificeerd en heeft in haar brief van
In het verlengde van de verwerping van het beroep op rechtsverwerking acht het hof het in de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook niet onaanvaardbaar dat Anderzorg pas na verloop van zeven jaren is overgegaan tot het in rechte invorderen van de jaarpremie over 2008.
grief IVvoert [appellant] aan dat hij ten onrechte is veroordeeld tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten.
Hij beroept zich daarvoor in de eerste plaats op wat hij in zijn grieven I en II heeft aangevoerd tegen zijn veroordeling tot betaling van de hoofdsom. Nu die grieven zijn verworpen faalt ook grief IV in zoverre. [appellant] heeft daarnaast aangevoerd dat het niet redelijk is dat hij de incassokosten dient te voldoen, omdat de incassobrieven alleen maar hebben bijgedragen aan verwarring. In wat hiervoor is overwogen onder rov. 4.6 ligt besloten dat dit standpunt niet wordt gevolgd.
grief Vbetoogt [appellant] dat de kantonrechter zijn reconventionele vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert daarvoor aan dat geen sprake is (geweest) van een premieachterstand van zes maanden of meer en dat hij daarom ten onrechte door Anderzorg is aangemeld als wanbetaler bij het Zorginstituut. Hij beroept zich daarvoor op hetgeen hij in zijn grieven I en II heeft aangevoerd, in het bijzonder dat hij de jaarpremie voor 2008 al had betaald en dat voorts Anderzorg haar recht had verwerkt om die premie nog in te vorderen. Nu die stellingen hiervoor reeds zijn verworpen, faalt ook grief V.
grief VIbesloten.