ECLI:NL:GHARL:2017:11420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
200.215.361
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder op grond van gewichtige redenen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. Betrokkene, geboren in 1996, had eerder verzocht om ontslag van haar bewindvoerder, die was benoemd wegens verkwisting en problematische schulden. De kantonrechter had dit verzoek op 2 februari 2017 afgewezen. Betrokkene ging in hoger beroep en voerde aan dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de bewindvoerder, onder andere vanwege het niet toekennen van extra leefgeld en onprofessionele communicatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2017 waren zowel betrokkene als de bewindvoerder aanwezig, maar de moeder van betrokkene was niet verschenen.

Het hof oordeelde dat de communicatie tussen betrokkene en de bewindvoerder moeizaam verliep en dat dit leidde tot een vertrouwensbreuk. De bewindvoerder had zich in e-mails onprofessioneel uitgelaten, wat niet paste binnen de rol van een bewindvoerder. Het hof concludeerde dat er geen verbetering in de samenwerking te verwachten viel en dat dit een gewichtige reden vormde voor ontslag. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en verzocht de griffier om een opvolgend bewindvoerder te benoemen. De beslissing werd genomen door de rechters C.J. Laurentius-Kooter, J.B. de Groot en J.U.M. van der Werff, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.215.361
(zaaknummer rechtbank Gelderland 5503227)
beschikking van 28 december 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.J. Rubberg te Echt, gemeente Echt-Susteren.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[belanghebbende 2],
kantoorhoudende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
en
[bewindvoerderskantoor],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de beoogd bewindvoerder,
advocaat: mr. M.J. Rubberg te Echt, gemeente Echt-Susteren.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 2 februari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 april 2017;
  • een journaalbericht van mr. Rubberg van 28 juni 2017 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2017 plaatsgevonden. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De bewindvoerder is eveneens in persoon verschenen. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de beoogd bewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1996.
3.2
Bij beschikking van 11 augustus 2015 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, de bewindvoerder als zodanig benoemd en bepaald dat die uitspraak wordt ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele en bewindregister.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 9 november 2016 heeft betrokkene verzocht de bewindvoerder te ontslaan en [beoogd bewindvoerder] , werkzaam bij [bewindvoerderskantoor], te benoemen tot opvolgend bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 2 februari 2017 heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene om de huidige bewindvoerder te ontslaan en over te gaan tot benoeming van [beoogd bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
4.2
Betrokkene is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 2 februari 2017. Betrokkene verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, deze beschikking te vernietigen en alsnog de bewindvoerder te ontslaan en de beoogd bewindvoerder te benoemen tot opvolgend bewindvoerder.
4.3
Het hof zal de grieven in hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om (ambtshalve) ontslag te verlenen.
5.2
Betrokkene kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert in de toelichting op haar grieven daartoe het volgende aan. Volgens betrokkene is wel degelijk sprake van een gewichtige reden voor ontslag van de bewindvoerder. Betrokkene meent dat de bewindvoerder haar extra leefgeld had kunnen en moeten toekennen voor de aanschaf van een nieuw bed, voor noodzakelijke verzorgingsartikelen en voor een treinkaartje naar de mondelinge behandeling in eerste aanleg, nu de middelen daarvoor aanwezig waren. Door het weigeren van extra leefgeld heeft de bewindvoerder betrokkene ook weggehouden bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Daarbij komt volgens betrokkene dat de bewindvoerder zich niet professioneel jegens haar heeft uitgelaten. Bovendien heeft de bewindvoerder, zo stelt betrokkene verder, in strijd met de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCK&T, opgetreden als bewindvoerder voor zowel betrokkene als haar ex-partner.
5.3
De bewindvoerder heeft ter mondelinge behandeling verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. De bewindvoerder stelt dat hij niet langer bewindvoerder is voor de ex-partner van betrokkene. De bewindvoerder stelt verder dat hij is gespecialiseerd in ingewikkelde zaken zoals die van betrokkene, waarin de samenwerking moeizaam verloopt. De door betrokkene aangehaalde uitspraken in e-mails zijn door betrokkene uit hun verband getrokken. De bewindvoerder heeft in dit kader verklaard dat zijn stijl van communiceren wordt bepaald door de wijze van samenwerken. Ten slotte heeft de bewindvoerder verklaard dat de schulden van betrokkene niet zijn opgelopen, maar dat het aan betrokkene is om in reactie op de door de bewindvoerder afgelegde rekening en verantwoording aan te geven welke schulden niet juist zijn, zodat hij kan nagaan of die schulden al dan niet terecht zijn opgenomen.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de samenwerking en communicatie tussen betrokkene en de bewindvoerder moeizaam verloopt. Voor het goed laten verlopen van een bewind is een bepaalde mate van vertrouwen noodzakelijk. De wijze waarop de bewindvoerder zich in zijn communicatie met betrokkene in e-mails heeft geuit, heeft naar het oordeel van het hof geleid tot een begrijpelijke vertrouwensbreuk tussen betrokkene en de bewindvoerder. Zo heeft de bewindvoerder in e-mails in reactie op verzoeken van betrokkene aan haar het volgende geschreven: “Mooie dag om te gaan liften misschien” en “Goede moeders doen dit soort zaken niet. En voor knappe vrouwen als [verzoekster] ligt de wereld iedere dag weer open”. Het hof is van oordeel dat dergelijke uitingen niet passen binnen de uitvoering van een professioneel bewind. Het hof volgt de bewindvoerder niet in zijn stelling ter mondelinge behandeling dat aan uitspraken die per e-mail worden geuit minder waarde moet worden gehecht dan aan uitlatingen per brief. Het ligt op de weg van de bewindvoerder om zorgvuldig te communiceren met de onder bewind gestelde, ook als deze communicatie per e-mail verloopt. Ter mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder desgevraagd verklaard dat hij deze uitlatingen thans niet meer zou doen, maar heeft hij deze niet teruggenomen of zijn excuses hiervoor aan betrokkene aangeboden. Gelet op de houding van beide partijen ter mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat geen verbetering meer in de samenwerking valt te verwachten, hetgeen naar het oordeel van het hof een gewichtige reden vormt om de bewindvoerder te ontslaan. Grief I slaagt.
5.5
Gelet op de in de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCK&T opgenomen richtlijn, dat een verzoek tot wijziging van de bewindvoerder wordt beoordeeld door de toezichthoudende kantonrechter, zal het hof de griffier van dit hof verzoeken de onderhavige uitspraak te zenden naar de griffier van de rechtbank met het verzoek aan de kantonrechter om een opvolgende bewindvoerder te benoemen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 2 februari 2017, en opnieuw beschikkende:
ontslaat [belanghebbende 2] als bewindvoerder van betrokkene met ingang van de datum waarop de rechtbank een opvolgend bewindvoerder benoemt;
verzoekt de griffier van dit hof de onderhavige beschikking te zenden naar de griffier van de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, met het verzoek een opvolgend bewindvoerder voor betrokkene te benoemen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, J.B. de Groot en J.U.M. van der Werff, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Van der Werff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 december 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.