ECLI:NL:GHARL:2017:11554

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
21-002865-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad in een valsheid in geschrifte zaak met betrekking tot taxatierapport

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrifte met betrekking tot een taxatierapport van percelen weiland. Na terugwijzing door de Hoge Raad, die in februari 2016 oordeelde dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld, heeft het hof de zaak opnieuw in behandeling genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf.

Tijdens de zitting op 29 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van honderdtachtig uren had geëist. De verdachte en zijn raadsman, mr. W.H. Jonkers, hebben hun verweer gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op het opmaken van een vals taxatierapport, waarin de waarde van de percelen op € 2.200.000 was vastgesteld, terwijl de werkelijke waarde aanzienlijk hoger was.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verschillende methoden van waardebepaling in de taxatierapporten niet vergelijkbaar zijn en dat het enkele feit dat de taxatie in het rapport van de verdachte lager was dan in andere rapporten niet voldoende bewijs oplevert voor de valsheid van het rapport. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet opzettelijk een vals rapport heeft opgemaakt en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002865-16
Uitspraak d.d.: 12 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 2 februari 2016 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 5 juli 2011 met parketnummer 16-992025-09 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 2 februari 2016 – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.H. Jonkers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2005, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 april 2005, in de gemeente [gemeente 1] , (in elk geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (als (in het register VastgoedCert geregistreerd) taxateur) een taxatierapport (gedateerd op 13 april 2005, D-001/D-130) inhoudend de onderhandse verkoopwaarde (vrij van huur en gebruik) van (een) perce(e)l(en) weiland gelegen aan de [adres] te [plaats] op de navolgende kadastrale percelen: gemeente [gemeente 3] , [locatie] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid een (onderhandse) (verkoop)waarde (vrij van huur en gebruik) van 2.200.000 euro van voorgenoemd(e) perce(e)l(en) weiland/grond opgenomen / op laten nemen in het voorgenoemde taxatierapport, (terwijl de waarde (in het economische verkeer) circa 6.800.000 euro, althans meer dan 2.200.000 euro, bedroeg) zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
dat hij, verdachte op of omstreeks 14 april 2005, althans in of omstreeks de periode van 13 april 2005 tot en met 21 april 2005, in de gemeente [gemeente 2] , (in elk geval) in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk (een kopie van) voorgenoemd vals of vervalst taxatierapport (D-130) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben doen afleveren bij het notariskantoor [notariskantoor] te [plaats] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, namelijk
  • dat de waardebepaling in het voorgenoemde (kopie) taxatierapport (te weten een (onderhandse) (verkoop)waarde (vrij van huur en gebruik) van 2.200.000 euro) opgenomen zou worden in de akte van levering van voorgenoemd(e) perce(e)l(en) (D-002) door of namens een notaris van [notariskantoor] te [plaats] en/of
  • dat in de voorgenoemde akte van levering voor de waardering van de voorgenoemde perce(e)l(en) zou worden verwezen naar het voorgenoemde (kopie) taxatierapport (D-002 pag 633) en/of
  • dat dit / het (kopie) taxatierapport (D-130) zou worden gehecht aan de voorgenoemde akte van levering en/of
  • dat (vervolgens) de voorgenoemde akte van levering (D-002) ter registratie zou worden aangeboden aan de Belastingdienst en/of
  • dat de in het taxatierapport vermelde waarde zou dienen als grondslag voor de aangifte overdrachtsbelasting.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het gaat in deze strafzaak – kort gezegd – om de vraag of een op 13 april 2005 door verdachte opgemaakt taxatierapport betreffende percelen weiland aan de [adres] te [plaats] vals is en of het opzet van verdachte erop gericht is geweest dit rapport valselijk op te maken. In het onderhavige rapport werd de onderhandse verkoopwaarde van twee percelen grond in de gemeente [gemeente 3] door verdachte getaxeerd op een bedrag van € 2.200.000,00.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend is bewezen dat het onderhavige taxatierapport vals is en dat het opzet van verdachte op deze valsheid was gericht. Ter onderbouwing van haar standpunt vergelijkt zij het onderhavige taxatierapport met een viertal taxatierapporten ten aanzien van dezelfde percelen grond, te weten:
  • een taxatierapport, opgemaakt door [naam] en verdachte op 1 juli 2003 waarin de waarde van de percelen in het economisch verkeer wordt getaxeerd op een bedrag van € 7.620.000,00;
  • een taxatierapport, opgemaakt door Ing. [naam] op 1 december 2005 waarin de onderhandse verkoopwaarde van de percelen wordt getaxeerd op een bedrag van € 8.260.000,00;
  • een taxatierapport, opgemaakt door verdachte op 2 december 2005 waarin de onderhandse verkoopwaarde van de percelen wordt getaxeerd op een bedrag van € 8.295.000,00;
  • een taxatierapport, opgemaakt door [naam] RT op 16 januari 2009 waarin de waarde van de percelen in het economisch verkeer wordt getaxeerd op een bedrag van € 6.800.000,00.
Nu de taxatie in die vier andere rapporten resulteerde in aanzienlijk hogere bedragen, vloeit uit het grote verschil in uitkomst van enerzijds het onderhavige taxatierapport met anderzijds de vier andere rapporten volgens de advocaat-generaal voort dat het onderhavige taxatierapport vals is en dat het opzet van verdachte op die valsheid was gericht.
Het hof stelt, met de verdediging, vast dat in de bedoelde vier rapporten met een hoge getaxeerde waarde voor de waardebepaling van de percelen grond gebruik is gemaakt van de residuele methode. Bij die methode wordt bij het bepalen van de waarde van de grond uitgegaan van de prijs die gerealiseerd kan worden bij ontwikkeling van de betreffende grond volgens een bepaald scenario. In dit geval was dat scenario bebouwing van de grond met onder meer woningen. Alle vier de rapporten die volgens de residuele methode zijn samengesteld gaan uit van de aanname dat het scenario gerealiseerd wordt. Op geen enkele wijze is in die rapporten bij de waardebepaling rekening gehouden met het risico dat het scenario niet, niet geheel of niet binnen afzienbare tijd gerealiseerd wordt. Bij de totstandkoming van het taxatierapport van 13 april 2005 is door verdachte gebruik gemaakt van de comparatieve methode, waarbij acht wordt geslagen op de waarde van percelen grond in vergelijkbare situaties. Daarbij is als uitgangspunt genomen landbouwgrond waarvan te verwachten is dat de bestemming zal worden gewijzigd. Gelet op de door de verdediging ingebrachte Grondprijsmonitor 2005 is aannemelijk geworden dat medio april 2005 vijfentwintig euro per vierkante meter kan worden gezien als redelijke prijs voor weiland als het onderhavige.
Naar het oordeel van het hof zijn de vier door de advocaat-generaal genoemde rapporten reeds door de verschillende methode van waardebepaling in die rapporten en in dat van 13 april 2005 niet vergelijkbaar. Het enkele feit dat verdachte heeft nagelaten in dit rapport uitdrukkelijk te benoemen dat bij die taxatie de mogelijk opwaartse effecten van toekomstige bestuurlijke besluitvorming buiten beschouwing bleven doet dat niet anders zijn. In elk geval kan gelet op de verschillende methodes van waardebepaling niet worden volgehouden dat het verschil in uitkomst redengevend kan zijn voor de vaststelling van de onjuistheid (valsheid) van de waardebepaling in het rapport van 13 april 2005.
Evenmin redengevend is het feit dat [naam] bedoeld perceel in december 2008 voor een veelvoud van de taxatiewaarde uit het rapport van 13 april 2005 aan een van zijn besloten vennootschappen heeft verkocht.
Nu door verdachte bij het maken van het taxatierapport van 13 april 2005 niet gebruik is gemaakt van een onjuiste of onrealistische waardebepaling behoort verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is ten laste gelegd. Van het opzet op het opmaken van een vals rapport is evenmin sprake.
Op de voorwaardelijke verzoeken hoeft het hof niet te beslissen, nu de voorwaarde waaronder die verzoeken zijn gedaan, niet is vervuld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 12 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.