Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in hoger beroep
2.De beoordeling
dinsdag 28 maart 2017voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellante] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de toelaatbaarheid van een eiswijziging in hoger beroep. De appellante, wonende te [A], heeft in eerste aanleg geprocedeerd tegen de geïntimeerde, wonende te [B], over de uitleg van afspraken met betrekking tot de exploitatie van een pand. De rechtbank Midden-Nederland had in een eerder vonnis de appellante veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de geïntimeerde, en de geïntimeerde heeft in zijn memorie van antwoord in het principaal appel zijn eis vermeerderd. De appellante verzet zich tegen deze eiswijziging, stellende dat dit haar het recht op een feitelijke instantie ontneemt.
De rolraadsheer overweegt dat de wet de mogelijkheid biedt om de eis of de gronden daarvan te wijzigen, mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging. De rolraadsheer concludeert dat de eiswijziging van de geïntimeerde voldoet aan de wettelijke eisen en dat de appellante voldoende gelegenheid heeft om zich te verweren tegen de gewijzigde vordering. De rolraadsheer wijst erop dat het hoger beroep de mogelijkheid biedt voor partijen om hun vordering te verbeteren en aan te vullen, en dat de eiswijziging niet in strijd is met de goede procesorde.
Uiteindelijk verwerpt het hof de bezwaren van de appellante tegen de eiswijziging en verwijst de hoofdzaak naar de rol voor verdere procedure. Deze beslissing is genomen op de openbare terechtzitting van 14 februari 2017, waarbij de rolraadsheer J.H. Kuiper aanwezig was.