In deze zaak gaat het om een beroepsfout van de advocaat van [appellante], die heeft nagelaten bezwaar aan te tekenen tegen een besluit van de gemeente Groningen. Dit besluit, genomen op 11 juli 2013, trok het recht van [appellante] op een WWB-uitkering in voor verschillende periodes, omdat zij niet alle benodigde informatie had verstrekt. De gemeente stelde dat [appellante] tijdens reguliere openingsuren aanwezig was op een werkplek van Marketing Solutions, wat de veronderstelling rechtvaardigde dat zij daar op geld waardeerbare arbeid verrichtte. De advocaat, De Haan, had de opdracht gekregen om bezwaar te maken, maar heeft dit niet tijdig gedaan, waardoor het besluit onherroepelijk werd. [appellante] vorderde in hoger beroep vernietiging van het eindvonnis van de rechtbank, waarin haar vordering was afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen reële kans op succes was in de bezwaarprocedure, omdat [appellante] niet kon aantonen dat zij geen op geld waardeerbare arbeid had verricht. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de kosten van het hoger beroep.