In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een echtscheidingsbeslissing van de Sharia rechtbank Al Shariqah in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en de onderhoudsbijdrage die de man aan de vrouw dient te betalen. De man en vrouw zijn de ouders van een minderjarige, geboren in 2009 in de VAE. De rechtbank Overijssel had eerder op 17 maart 2016 de echtscheidingsbeslissing erkend, maar het verzoek van de vrouw om de voogdij over de minderjarige aan haar toe te kennen, werd afgewezen. Het hof heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd en de beslissing van de rechtbank over het gezamenlijk gezag over de minderjarige bekrachtigd. De man had verzocht om eenhoofdig gezag, maar het hof oordeelde dat er geen gronden waren om dit toe te kennen, gezien de verbeterde communicatie tussen de ouders en de bestaande zorgregeling.
Daarnaast heeft het hof de erkenning van de onderhoudsbijdrage van 2.000 VAE-dirham per maand, zoals vastgesteld door de Sharia rechtbank, bevestigd. De man had in hoger beroep verzocht om wijziging van deze bijdrage, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was ingediend en dat de vrouw niet op de hoogte was van een zelfstandig verzoek van de man. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met inachtneming van de duur van de onderhoudsbijdrage, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt de internationale aspecten van het familierecht en de erkenning van buitenlandse vonnissen.