Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
kantoorhoudend te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van de raad van 21 december 2016;
- het verweerschrift van de moeder met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Jong van 5 januari 2017 met productie(s);
- een brief van de GI van 8 februari 2017 met productie(s).
16 februari 2017, waarbij zijn verschenen de moeder en haar advocaat, namens de raad mw. [B] , de vader en zijn advocaat en namens de GI mevrouw [C] en de heer [D] .
3.De vaststaande feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 te [E] (hierna:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 te [E] (hierna:
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2007 te [E] (hierna:
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2009 te [E] (hierna:
[de minderjarige4] ),
waarover zij gezamenlijk het gezag uitoefenen en die bij de vader verblijven.
- de spanningen tussen de ouders en het gebrek aan communicatie tussen hen;
- het ontbreken van omgang tussen de kinderen en de moeder;
- de loyaliteitsproblematiek van de kinderen;
- de sociaal-emotionele ontwikkeling en de identiteitsontwikkeling van de kinderen;
- het verkrijgen van zicht op de opvoedingssituatie bij de vader;
- de persoonlijke problematiek van de moeder;
- de achterstand in taal- en spraakontwikkeling en de gedragsproblemen van [de minderjarige4] ;
- de zorgen over de cognitieve ontwikkeling over het gedrag (dominant en brutaal) van
[de minderjarige2] op school.