ECLI:NL:GHARL:2017:1823

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
16/00476, 16/00477 en 16/00478
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2017, zijn de appellanten, de erven van [X] te [Z], in hoger beroep gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2016. De rechtbank had eerder (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2007, 2008 en 2009 opgelegd. Tijdens de zitting op 2 maart 2017 heeft de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht, die als verweerder optrad, desgevraagd verklaard dat hij zich verenigde met het standpunt van de belanghebbenden. Dit leidde tot de conclusie dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2007 en 2008 vernietigd moesten worden. Voor de aanslag van 2009 werd een vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 12.062 vastgesteld, na correctie van eerdere winstcorrecties en persoonsgebonden aftrekken.

Het Hof heeft in zijn uitspraak de eerdere beslissingen van de rechtbank vernietigd en de navorderingsaanslagen voor de jaren 2007 en 2008 opgeheven. Tevens werd de aanslag voor 2009 verlaagd. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.485, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van deze kosten en de griffierechten van in totaal € 169. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 maart 2017, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

vierde meervoudige belastingkamer
nummers 16/00476, 16/00477 en 16/00478
uitspraakdatum:
7 maart 2017
nummer 05/003680
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
appellanten
: erven
[X] te [Z](hierna: belanghebbenden)
verweerder
:
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing
: uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 maart 2016, nummers AWB 15/2645, 15/2646 en 15/2647
betreft
: (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2007, 2008 en 2009
onderzoek ter zitting
: op 2 maart 2017 te Arnhem
waarbij verschenen
: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbenden alsmede mr. [B] en mr. [C] namens de Inspecteur

gronden:

1. Gelet op het debat ter zitting heeft de Inspecteur ter zitting – desgevraagd en ondubbelzinnig – zich alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbenden dat de over de jaren 2007 en 2008 opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV dienen te worden vernietigd. Voorts is de Inspecteur met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2009 ermee akkoord gegaan dat de winstcorrectie van € 6.048 dient te vervallen. De gemachtigde van belanghebbenden heeft desgevraagd en ondubbelzinnig verklaard dat de correctie inzake de persoonsgebonden aftrek ten bedrage van € 4.724 terecht is. Niet in geschil is evenwel dat een bedrag van € 1.301 uit voorgaande jaren als persoonsgebonden aftrek in aanmerking kan worden genomen.
2. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. Dit betekent dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 2007 en 2008 worden vernietigd en dat de aanslag IB/PVV 2009 wordt verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.363 -/- € 1.301 = € 12.062.

proceskosten:

Het Hof acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan belanghebbenden ter zake van in beroep en hoger beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand een vergoeding toegekend van in totaal € 1.485 (drie punten voor proceshandelingen x € 495). Niet gebleken is dat belanghebbenden in bezwaar, zoals is voorgeschreven in artikel 7:15, lid 2, Algemene wet bestuursrecht, hebben verzocht om een vergoeding van proceskosten. Alsdan bestaat voor een vergoeding van proceskosten voor de fase van bezwaar geen grond.

beslissing:

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, behoudens de beslissingen inzake de vergrijpboeten;
- vernietigt de navorderingsaanslagen IB/PVV 2007 en IB/PVV 2008 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2009 tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.062;
- vermindert de bij die aanslag in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op € 1.485, en
- gelast de Inspecteur aan belanghebbenden te vergoeden de door hen betaalde griffierechten voor het beroep en het hoger beroep van in totaal € 169.
Aldus gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is op 7 maart 2017 in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A.Vellema) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 7 maart 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.