ECLI:NL:GHARL:2017:1838
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- D. Dörholt
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van artikel 6 EVRM in WAHV-zaken
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De zaak betreft een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 1 april 2015 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de officier van justitie de betrokkene niet had hoeven horen, omdat de betrokkene niet had aangegeven dat hij gehoord wilde worden. Het hof oordeelt dat de mededeling van de officier van justitie niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat deze niet afkomstig was van het beroepsorgaan maar van het CJIB. Het hof bevestigt dat de officier van justitie de betrokkene in de gelegenheid had moeten stellen om gehoord te worden, maar dat de betrokkene niet tijdig heeft aangegeven dat hij gebruik wilde maken van dit recht. Het hof stelt vast dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat artikel 6 EVRM niet (ten volle) van toepassing is in WAHV-zaken. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.