Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2017, gaat het om de vaststelling van kinderalimentatie tussen de ouders van een kind, geboren in 2012. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juni 2016, waarin zijn bijdrage aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind is vastgesteld op € 130,- per maand. De vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, heeft eveneens grieven ingediend en verzoekt om een verhoging van de alimentatie naar € 215,- per maand.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft aangevoerd dat hij door een ontslagvergoeding zijn inkomen kan aanvullen, terwijl de vrouw stelt dat de man verwijtbaar werkloos is geworden en onvoldoende sollicitaties heeft gedaan. Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld, waarbij het netto besteedbaar inkomen van de vrouw is vastgesteld op € 1.538,- per maand en dat van de man op € 1.457,- per maand, inclusief de ontslagvergoeding.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de gezamenlijke draagkracht van de ouders onvoldoende is om in de behoefte van het kind van € 450,- per maand te voorzien. De man zal daarom met ingang van 23 december 2015 tot 1 december 2016 een bijdrage van € 123,- per maand betalen, waarna de bijdrage op nihil wordt gesteld. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en opnieuw vastgesteld.