In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De vrouw, die geen advocaat meer heeft, verzoekt om een herziening van de kostenveroordeling die is opgelegd in het kader van de financiële afwikkeling van de vennootschap onder firma waarin zij en de man betrokken zijn. De man is inmiddels overleden, en de vrouw stelt dat de deskundige die de financiële situatie heeft onderzocht, een vertekend beeld heeft geschetst van de verantwoordelijkheden binnen de vennootschap. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 25 februari 2016, waarin de vrouw werd gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken, maar zij heeft hierop niet adequaat gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2016 is de vrouw niet verschenen, wat het hof ertoe heeft gebracht de zaak inhoudelijk te behandelen.
Het hof heeft de bevindingen van de deskundige, die concludeerde dat de vrouw verantwoordelijk was voor de financiële administratie van de vennootschap, overgenomen. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stellingen te onderbouwen dat de deskundige niet volledig was in zijn onderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de privéopnamen van de vrouw aanzienlijk hoger waren dan de bedrijfsresultaten en dat er sprake was van een administratieve chaos. De deskundige heeft ook geconstateerd dat de man een positief vermogen had, ondanks de hoge privéopnamen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de vrouw om de kostenveroordeling te herzien is afgewezen.