Uitspraak
verzoekster in hoger beroep,
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
mr. [C] en mevrouw [D] , die thans als gezinsvoogd optreedt. Namens de raad voor de kinderbescherming Regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden, (verder: de raad) is de heer [E] verschenen. Tevens is de vader verschenen.
3.De vaststaande feiten
De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 3 december 2017.
12 juli 2017.
4.De omvang van het geschil
27 januari 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de GI af te wijzen. De moeder heeft tevens verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
5.De motivering van de beslissing
is ingezet te wensen over. Er is weliswaar voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] individuele
is naar voren gekomen dat [J] , ook al zijn de kinderen uit huis geplaatst, akkoord is
om betrokken te blijven bij het gezin. De hulpverlening van [J] moet echter nog een doorstart maken. Daarnaast is nog steeds geen systeemtherapie ingezet, terwijl dit al in 2015 is geadviseerd en ook door alle betrokkenen noodzakelijk wordt geacht.
basis van een diagnose van de ouders dan wel de kinderen wordt vergoed, terwijl uit de persoonlijkheidsonderzoeken van de ouders geen diagnose naar voren is gekomen en hulp
bij scheiding op basis van de diagnose van [de minderjarige1] niet mogelijk en tevens niet wenselijk is.
op 1 november 2016 in samenwerking met [J] opgestelde veiligheidsplan voorgedaan.
Op 15 december 2016 heeft de school van [de minderjarige3] contact opgenomen met de GI en aangegeven dat [de minderjarige3] in haar dagboek op school geschreven heeft dat het slecht gaat thuis, dat zij nog steeds haar haren uit haar hoofd trekt en dat zij nu 'gewoon dood wil'.
in aanmerking dat de bron van de problematiek, te weten de strijd tussen de ouders en de daaruit voortvloeiende (hechtings)problematiek van de kinderen, nog steeds voortduurt.
de verschillende pleeggezinnen, waar zij rust hebben en zij zich in een veilige omgeving bevinden, wordt voortgezet. Voordat toegewerkt zou kunnen worden naar een (stapsgewijze) terugplaatsing van de kinderen dient de strijd tussen de ouders te worden aangepakt, waarna (opnieuw) dient te worden bezien of een netwerkplan de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder in voldoende mate kan waarborgen.
er naast hulpverlening aan de kinderen nu daadwerkelijk hulpverlening op het gebied van complexe scheiding komt voor de ouders. Het hof acht hierbij een steviger en meer intensieve regievoering dan tot nu toe heeft plaatsgevonden door de GI noodzakelijk,
waarbij de GI alsnog informatie dient in te winnen bij de huisarts, scholen en individuele hulpverleners van de kinderen, hetgeen tot nu toe niet of onvoldoende is gebeurd. De door
de moeder genoemde hulpverleners van dan wel hulpverlenende instanties betrokken bij de kinderen, te weten [K] van [J] , de psycholoog van [de minderjarige3] , het maatje van [de minderjarige1] van [L] , het gebiedsteam van de gemeente Opsterland en Accare, kunnen de benodigde informatie aan de GI verstrekken, waarna de GI de verschillende soorten hulpverlening in kaart dient te brengen en zo veel mogelijk op elkaar dient af te stemmen. Het hof vraagt zich, gelet op de complexiteit en omvang van de problematiek en de veelheid aan hulpverlening die voor de kinderen afzonderlijk is ingezet en de hulpverlening die nog gerealiseerd dient te worden, af of de inzet van één gezinsvoogd in deze zaak volstaat.
zelf geen schuld hebben aan de uithuisplaatsing.
van oordeel dat dit dient te gebeuren door de moeder in aanwezigheid van in elk geval een gezinsvoogd en eventueel een derde professional. Het hof acht het van belang dat de terugkoppeling aan de kinderen zo veel mogelijk gelijktijdig plaatsvindt.