ECLI:NL:GHARL:2017:2873

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
200.182.294/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest ex art. 32 Rv inzake voorwaardelijk incidenteel appel in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2017 een herstelarrest gewezen naar aanleiding van een verzoek om aanvulling van een eerder eindarrest van 24 januari 2017. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. A.C. van der Bent, hadden verzocht om een aanvulling omdat het hof in het eerdere arrest niet had beslist op het voorwaardelijk incidenteel appel van de geïntimeerden, Jo-Ni Beheer B.V. en Wellservices B.V., vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek om aanvulling terecht was, aangezien het voorwaardelijk incidenteel appel niet was behandeld in het eindarrest. Het hof heeft vervolgens de omissie hersteld en het dictum van het eerdere arrest aangepast. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Jo-Ni c.s., die ook de kosten van het voorwaardelijk incidenteel appel dient te vergoeden. Het hof heeft de proceskosten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep vastgesteld en de uitvoerbaarheid van het arrest bij voorraad verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.182.294/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/111918/KG ZA 15-177)
Arrest van 4 april 2017op het verzoek tot het wijzen van een arrest ex art. 32 Rv
in de zaak van

1.[appellant] , en

2.
[appellante]beiden wonende te [A] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr A.C. van der Bent, kantoorhoudend te Rotterdam,
voor wie gepleit heeft mr. P.F. Slob, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen

1.Jo-Ni Beheer B.V.,

gevestigd te [B] , gemeente Emmen,
2.
Wellservices B.V.gevestigd te [A] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen
: Jo-Ni c.s.,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden,
voor wie heeft gepleit mr. G. van der Spek, kantoorhoudend te Rotterdam.

1.De procesgang

1.1
Op 24 januari 2017 heeft het hof in opgemelde zaak eindarrest gewezen.
1.2
Bij faxbericht van 30 januari 2017 heeft mr. Van der Bent namens [appellanten] c.s. verzocht om aanvulling van het arrest van 24 januari 2017.
1.3
Bij faxbericht van 14 februari 2017 heeft mr. Van der Spek namens Jo-Ni c.s. gereageerd op voormeld verzoek van mr. Van der Bent.

2.De beoordeling

2.1
Ingevolge art. 32 lid 1 Rv vult de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
2.2
Mr. Van der Bent stelt dat het hof heeft verzuimd te beslissen op het door Jo-Ni c.s. voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel en verzoekt om aanvulling van het eindarrest van 24 januari 2017.
2.3
Mr. Van der Spek heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
2.4
Het hof overweegt dat de vordering in voorwaardelijk incidenteel appel ertoe strekt dat indien het hof op basis van de door [appellanten] c.s. aangevoerde grieven mocht komen tot vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 november 2015 en tot toewijzing van een vordering van [appellanten] c.s., het hof het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 november 2015 vernietigt en opnieuw rechtdoende alsnog de niet-ontvankelijkheid van [appellanten] c.s. uitspreekt.
2.5
Uit deze vordering blijkt reeds dat de beoordeling van het voorwaardelijk incidenteel appel - anders dan mr. Van der Spek ingang wil doen vinden - niet afhankelijk is van de vervulling van een derde voorwaarde, die volgens mr. Van der Spek luidt: "indien en voor zover in de inhoudelijke behandeling door de voorzieningenrechter een afwijzing van de door Jo-Ni c.s. verzochte niet-ontvankelijkheid van [appellanten] c.s. besloten ligt." Bovendien heeft de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 18 november 2015 de niet-ontvankelijkheid van [appellanten] c.s. niet uitgesproken, terwijl dat wel is gevorderd door Jo-Ni c.s. Zelfs indien de door mr. Van der Spek geformuleerde voorwaarde aan het incidenteel appel zou zijn verbonden, is deze voorwaarde vervuld.
2.6
Uit het arrest van 24 januari 2017 blijkt dat de voorwaarden waaronder het incidenteel appel door Jo-Ni c.s. is ingesteld - namelijk dat het alleen behandeling behoefde indien het hof op basis van de door [appellanten] c.s. aangevoerde grieven mocht komen tot vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 november 2015 en tot toewijzing van een vordering van [appellanten] c.s. - vervuld zijn. In de rechtsoverwegingen 5.2 en 5.3 van het arrest van 24 januari 2017 is geoordeeld (samengevat) dat het voorwaardelijk incidenteel appel van Jo-Ni c.s. niet slaagt.
2.7
Uit het voorgaande volgt dat mr. Van der Bent er terecht over klaagt dat het hof geen beslissing heeft gegeven op het (voorwaardelijk) incidenteel appel. Het hof zal die omissie hierna herstellen.
2.8
Aangezien Jo-Ni c.s. met hun voorwaardelijk incidenteel appel beogen dat [appellanten] c.s.
alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, kan niet gezegd worden dat het instellen van incidenteel appel niet noodzakelijk was. Aangezien Jo-Ni c.s. in voorwaardelijk incidenteel appel in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij de kosten daarvan aan [appellanten] c.s. te vergoeden. Voor de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel tevens akte in principaal en incidenteel appel kent het hof 1 punt toe en voor het pleidooi 2 punten, derhalve 3 punten gewaardeerd naar 50% van tarief II. Rechtsoverweging 5.20 zal dienovereenkomstig worden aangevuld.
2.9
Voor alle duidelijkheid zal het gehele dictum opnieuw worden geformuleerd.
2.1
Deze verbeteringen worden aangebracht op de minuut. Voor het overige blijft het arrest van 24 januari 2017, ook wat betreft de datum van de uitspraak, geheel in stand.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verbetert het op 24 januari 2017 in deze zaak gewezen eindarrest, zodanig dat rechtsoverweging 5.20 komt te luiden als volgt:
5.2
Jo-Ni c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van beide instanties, die worden begroot op:
Eerste aanleg:
Griffierecht € 1.909,-
Kosten dagvaarding € 92,84
Salaris advocaat €1.224,00
Totaal € 3.225,84
Principaal hoger beroep:Griffierecht € 311,-
Kosten dagvaarding € 77,84
Salaris advocaat€ 2.682,00(3 punten maal tarief € 894,-)
Totaal € 3.070,84
waaronder de nakosten, alsmede in de wettelijke rente over de kosten voor zover deze niet door Jo-Ni c.s. zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest.
Voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
Salaris advocaat € 1.341,- (3 punten maal tarief € 894,- x 50%)
verbetert het op 24 januari 2017 in deze zaak gewezen arrest, zodanig dat het dictum komt te luiden als volgt:
In principaal hoger beroep
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 18 november 2015;
veroordeelt Jo-Ni tot betaling aan [appellanten] c.s. per de eerste van elke maand van verschuldigde huurkooptermijnen ten bedrage van € 26.976,-, vanaf 1 februari 2017 tot - in het kader van deze voorlopige voorziening - een maximum van 39 huurkooptermijnen.
heft op de op 10 februari 2012 en 19 september 2013 ten verzoeke van Wellservices ten laste van [appellant] gelegde conservatoire beslagen aangeduid in het lichaam van de inleidende dagvaarding onder 17 en 18, voor zover deze nog niet zijn opgeheven.
heft op het door Jo-Ni ten laste van [appellanten] c.s. gelegde conservatoire eigenbeslag.
veroordeelt Jo-Ni c.s. in de kosten van dit geding in eerste aanleg begroot op € 2.001,84 aan verschotten en op € 1.224,- aan salaris advocaat en in hoger beroep op € 388,84 aan verschotten en op € 2.682,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door Jo-Ni c.s. zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op € 131,- te verhogen met € 68,- indien Jo-Ni c.s. niet binnen veertien dagen aan het arrest voldoen en betekening daarvan plaatsvindt.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
wijst de vordering af;
veroordeelt Jo-Ni c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [appellanten] c.s. vast op € 1.341,- aan salaris advocaat en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
bepaalt dat deze verbeteringen met vermelding van dit herstelarrest op de minuut van het arrest van 24 januari 2017 worden gesteld.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. J. Smit en mr. J.N. Bartels en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 april 2017.