ECLI:NL:GHARL:2017:2898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
WAHV 200.194.356
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Bons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeersdelict

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 30 mei 2016 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, die als kentekenhouder werd aangemerkt, kreeg een sanctie van € 230,- opgelegd voor het niet stoppen voor rood licht op 27 september 2014. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep de inleidende beschikking ingetrokken, maar de gemachtigde van de betrokkene heeft het hoger beroep niet ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de inleidende beschikking niet door de officier van justitie of de advocaat-generaal is gegeven, maar door de verbalisant. De advocaat-generaal kan in hoger beroep de beschikking slechts vernietigen, maar heeft dat nagelaten. Het hof concludeert dat de betrokkene geen belang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep, omdat de beschikking is ingetrokken. Daarom wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de gemachtigde van de betrokkene verzocht om vergoeding van proceskosten, welke door het hof zijn toegewezen. De advocaat-generaal wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 744,-.

Uitspraak

WAHV 200.194.356
4 april 2017
CJIB 185334283
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 30 mei 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Bij brief van 17 februari 2017 heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking met voormeld CJIB-nummer, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld.
Bij brief van 20 februari 2017 heeft de griffier van het hof de gemachtigde van de betrokkene verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd alsmede of de betrokkene aanspraak wenst te maken op vergoeding van proceskosten.
Bij brief van 18 maart 2017 heeft de gemachtigde van de betrokkene meegedeeld dat het hoger beroep niet wordt ingetrokken.

Beoordeling

1.Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 september 2014 om 01:12 uur op de [straat] te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2.De advocaat-generaal heeft het hof meegedeeld dat hij heeft besloten om voormelde beschikking in te trekken.
3.De gemachtigde van de betrokkene voert in zijn brief van 18 maart 2017 aan, dat hij het hoger beroep niet intrekt om reden dat de advocaat-generaal niet bevoegd is de inleidende beschikking 'in te trekken'. De inleidende beschikking is afkomstig van de verbalisant c.q. opsporingsinstantie en niet van de officier van justitie of de advocaat-generaal. Alleen de verbalisant kan de inleidende beschikking intrekken. De advocaat-generaal kan, als degene die in hoger beroep in de plaats treedt van de officier van justitie, de inleidende beschikking slechts vernietigen, maar heeft dat nagelaten.
4.Met de gemachtigde kan worden vastgesteld dat de inleidende beschikking niet door de officier van justitie of de advocaat-generaal is gegeven, maar door de verbalisant. In de naar aanleiding van de inleidende beschikking gevolgde procedure heeft de officier van justitie beslist op het administratief beroep. De officier van justitie is vervolgens in de procedure bij de kantonrechter als verweerder opgetreden. Ingevolge artikel 18 van de WAHV treedt de advocaat-generaal in hoger beroep als partij in de plaats van de officier van justitie. Dit betekent dat de advocaat-generaal in hoger beroep de bevoegdheden heeft die de officier van justitie ook heeft. Onder meer kan de advocaat-generaal de door de officier van justitie gegeven beslissing op het administratief beroep intrekken en, voor zover hier van belang, indien de advocaat-generaal het administratief beroep ontvankelijk en gegrond acht, op de voet van artikel 7, eerste lid, van de WAHV juncto artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de inleidende beschikking vernietigen. Het hof verstaat de beslissing van de advocaat-generaal aldus.
5.Daarmee is bewerkstelligd, hetgeen de betrokkene met het hoger beroep beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van deze beschikking, zodat de betrokkene geen belang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep. Derhalve dient het hoger beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard
6.De gemachtigde van de betrokkene verzoekt om vergoeding van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
7.Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, van de WAHV verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
8.Ingevolge artikel 1, onder a, van het Besluit kan een veroordeling in de kosten betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
9.Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: indienen beroepschrift bij de officier van justitie, indienen beroepschrift bij de kantonrechter en indienen hoger beroepschrift bij het hof. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 744,- (=3 x € 496,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 744,- over te maken op de derdenrekening van [gemachtigde]
[rekeningnummer] ten name van Zaakrecht te [vestigingsplaats].
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Bons als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.