ECLI:NL:GHARL:2017:3097

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
200.132.221
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur zorgvastgoed en gevolgen van financieringswijzigingen voor verhuurder en zorginstelling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een huurgeschil over zorgvastgoed. De zaak is een vervolg op een eerder arrest (ECLI:NL:GHARL:2015:2542) en heeft betrekking op de gevolgen van financieringswijzigingen door een bruteringsoperatie in 1995. Het hof heeft een deskundige benoemd, ir. H. Sijsling, die de huurovereenkomst die partijen in 1995 zouden hebben gesloten moest onderzoeken, rekening houdend met de aflossing van Rijksleningen voor het complex Heidestein. Daarnaast diende de deskundige te beoordelen of de stichting Woonzorg Nederland nadeel heeft ondervonden van de voortijdige opzegging van de huurovereenkomst voor het complex de Klinkenberg.

Tijdens de procedure heeft de deskundige verzocht om een verhoging van het voorschot voor zijn werkzaamheden. Het hof heeft verschillende e-mailberichten van de deskundige en de griffier in overweging genomen, waarin de deskundige zijn verzoek tot verhoging van het voorschot onderbouwt. De deskundige heeft aangegeven dat de levering van gegevens door partijen en het projectmanagement meer tijd en kosten met zich meebrengt dan aanvankelijk voorzien.

Het hof heeft besloten het verzoek van de deskundige te honoreren en heeft bepaald dat het aanvullend voorschot van € 20.836,- inclusief btw door beide partijen, ieder voor de helft, moet worden gedeponeerd ter griffie van het hof. De deskundige mag zijn werkzaamheden opschorten totdat het aanvullend voorschot is ontvangen. Het hof heeft verder bepaald dat de griffier een afschrift van het arrest aan de deskundige moet verzenden en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.132.221
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 806433)
arrest van 11 april 2017
in de zaak van
de stichting
Stichting Vilente,
gevestigd te Ede,
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Vilente,
advocaat: mr. F.J.P. Delissen,
tegen:
de stichting
Stichting Woonzorg Nederland,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Woonzorg,
advocaat: mr. J.M. van Noort.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot aan het tussenarrest van 25 oktober 2016 verwijst het hof naar dat arrest.
1.2
Ingevolge dat arrest is de tot deskundige benoemde ir. H. Sijsling gestart met zijn onderzoek. Lopende het onderzoek heeft de deskundige verzocht om verhoging van het voorschot.
Het hof let op de volgende stukken:
- het e-mailbericht van de deskundige van 8 maart 2017, waarin deze verzoekt om een aanvullend voorschot van € 18.500,- exclusief btw;
- het e-mailbericht van de griffier van het hof van 10 maart 2017 aan de deskundige, waarin
-kort gezegd- aan laatstgenoemde de gelegenheid is geboden de reeds gemaakte en nog te verwachten kosten nader te specificeren en aan het hof te doen toekomen;
- het e-mailbericht van de deskundige van 16 maart 2017, waarin deze een specificatie van de kosten opgeeft en waarin is aangegeven dat het verzochte aanvullend voorschot uitkomt op een bedrag van € 17.220,- exclusief btw (€ 20.836,- inclusief btw);
- het e-mailbericht van de griffier van het hof van 22 maart 2017 aan partijen, waarbij aan hen de gelegenheid is gegeven om uiterlijk 5 april 2017 te reageren op voormeld verzoek van de
deskundige;
- de reactie van Vilente, door haar behandelend advocaat mr. R.L. Fabritius gegeven in een
e-mailbericht van 29 maart 2017 en de reactie van Woonzorg, door haar advocaat mr. J.M. van Noort gegeven in een e-mailbericht van 30 maart 2017, beide inhoudende instemming met het verzoek van de deskundige.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1
De deskundige onderbouwt zijn verzoek tot verhoging van het voorschot -samengevat- als volgt. Onder meer de levering van gegevens door partijen en het projectmanagement kost(t)en meer tijd dan voorzien.
2.2
De verzochte verhoging van het voorschot komt het hof, gezien het verzoek daartoe, gelet op de gespecificeerde begroting van het aantal bestede en nog te besteden uren en in aanmerking nemend de reacties van partijen, acceptabel voor.
2.3
Het hof zal dan ook een aanvullend voorschot bepalen zoals door de deskundige verzocht, waarbij het aanvullend voorschot voor rekening komt van beide partijen, ieder voor de helft.
2.4
De deskundige mag zijn werkzaamheden opschorten zolang hem niet door de griffier van het hof is bericht dat het door partijen te storten aanvullend voorschot ter griffie van het hof is gedeponeerd.

3.De beslissing

3.1
Het hof, recht doende in hoger beroep:
3.2
bepaalt dat
partijeneen aanvullend voorschot ter zake van de (meer)kosten van het
deskundigenonderzoek door ir. H. Sijsling, zijnde in totaal een bedrag van
€ 20.836,- inclusief btw,
ieder voor de helft (€ 10.418,-), ter griffie van het hof dienen te deponeren. Partijen
ontvangen hiertoe van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota met
betaalinstructies;
3.3
bepaalt dat voormeld aanvullend voorschot door partijen
binnen twee wekenna
dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
3.4
bepaalt dat de deskundige het deskundigenonderzoek niet eerder zal behoeven voort te zetten dan nadat hem is bericht dat het aanvullend voorschot ter griffie van het hof is
gedeponeerd;
3.5
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
3.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, D. Stoutjesdijk en G.J. Rijken, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017.