Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant]
JPB,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een werknemer die geld heeft geleend van zijn werkgever voor de aanschaf van een auto. De lening werd afgelost door middel van verrekening van de maandelijkse kilometervergoeding. Toen de werkgever failliet ging, werd de vordering overgenomen. De werknemer stelde dat er was afgesproken om de ontbindingsvergoeding te verrekenen met het restant van de lening, zodat beide partijen met gesloten beurzen uit elkaar konden gaan. De rechtbank achtte deze afspraak niet bewezen. In hoger beroep werd de werknemer echter toegelaten tot aanvullende bewijslevering, omdat hij zijn stellingen nader had onderbouwd. Na het horen van getuigen in appel, oordeelde het hof dat de werknemer geslaagd was in zijn bewijslevering. De ontkennende verklaring van de werkgever werd als onvoldoende overtuigend beschouwd.
Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was geleverd dat de afspraak tussen de werknemer en de bestuurder van de werkgever was gemaakt om de ontslagvergoeding te verrekenen met de lening. Dit leidde tot de conclusie dat de werknemer en de werkgever met gesloten beurzen uit elkaar zouden gaan. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van de werkgever af, waarbij de werkgever werd veroordeeld tot terugbetaling van de proceskosten aan de werknemer. De proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep werden vastgesteld en de werkgever werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van deze kosten.