ECLI:NL:GHARL:2017:3238

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
200.200.902/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming inschrijving school en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, de moeder en de vader, die in 2014 zijn gescheiden. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.M. Staal-Olislaegers, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland te vernietigen en te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.S. Gosselaar-van Harmelen, verzoekt om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

De rechtbank had eerder bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zou zijn, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de moeder verbleven. De moeder is van mening dat de huidige situatie niet in het belang van de kinderen is, gezien de onrust en problemen in de thuissituatie bij de vader. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere rapportages van de raad voor de kinderbescherming zijn betrokken.

Na de mondelinge behandeling op 13 maart 2017 en het horen van de standpunten van beide partijen, heeft het hof geconcludeerd dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder dient te worden vastgesteld. Het hof heeft daarbij de emotionele veiligheid van de kinderen als belangrijkste overweging genomen. De kinderen hebben al geruime tijd bij de vader gewoond, maar het hof is van oordeel dat de moeder momenteel beter in staat is om een stabiele en veilige omgeving te bieden. De kinderen zullen na de meivakantie bij de moeder gaan wonen, met een zorgregeling waarbij ze om de twee weken van vrijdag tot zondag bij de vader verblijven.

Daarnaast heeft het hof de moeder vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van de kinderen op een nieuwe school. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, aangezien het om gewezen echtgenoten gaat en de procedure betrekking heeft op hun gezamenlijke kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.200.902/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/144050/FA RK 13-2389)
beschikking van 11 april 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.M. Staal-Olislaegers te Winschoten,
en
[verweerder] ,
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.S. Gosselaar-van Harmelen te Winschoten.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Noord,
gevestigd te Groningen,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 juni 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 27 september 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 17 oktober 2016;
- een brief van de raad van 31 oktober 2016;
- een brief van de raad van 20 februari 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 maart 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is mevrouw [C] verschenen. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [D] en de heer [E] .

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2014 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006,
- [de minderjarige2] (hierna [de minderjarige2] ), geboren [in] 2009, en
- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2012,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking van 17 juni 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, voor zover hier van belang, de beslissing met betrekking tot het hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden en de raad verzocht een onderzoek in te stellen.
3.4
De kinderen staan sinds 16 september 2014 onder toezicht van de GI.
3.5
Bij beschikking van 7 oktober 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, bepaald dat – tot nader wordt beslist – het hoofdverblijf van de kinderen van partijen voorlopig bij de vader zal zijn. De rechtbank stelt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
de kinderen verblijven één week bij de vader en vervolgens één week bij de moeder, waarbij de wisseldag op de zondag zal zijn. Tijdstip en plek van overdracht nader door partijen in onderling overleg af te spreken.
De definitieve beslissing inzake het hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van het traject [F] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen van partijen op [G] te [H] .
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader zal zijn en heeft de volgende zorgregeling vastgesteld:
- De minderjarigen verblijven in de oneven weken van woensdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder. Partijen kunnen in onderling overleg van deze regeling afwijken;
- De vakanties en feestdagen zullen in onderling overleg tussen partijen bij helfte worden verdeeld, met uitzondering van de herfstvakantie welke vakantie de kinderen bij de moeder zullen doorbrengen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank. Grief één ziet op de hoofdverblijfplaats van de kinderen, grief twee ziet op de zorgregeling en grief drie ziet op de vervangende toestemming. De moeder verzoekt het hof de beschikking van de rechtbank te vernietigen en alsnog rechtdoende:
I te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen hun hoofdverblijf bij de moeder zullen hebben;
II te bepalen dat de navolgende zorgregeling zal gelden:
- de kinderen verblijven een weekend per twee weken, van vrijdag tot zondag alsmede de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen, bij de vader;
III de moeder vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen van partijen op [G] te [H] .
Met veroordeling van de vader in de kosten van beide instanties.
4.3
De vader verzoekt in zijn verweerschrift in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.4
4Bij beschikking van 25 oktober 2016 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, vooruitlopend op de procedure de raad verzocht een onderzoek in te (doen) stellen naar de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling ten aanzien van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader

Hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.1
De ouders oefenen het gezag over de kinderen gezamenlijk uit. Ingevolge artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling (voorzover hier van belang) kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Vervangende toestemming
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals hier de schoolkeuze, op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Het hof dient een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Standpunten belanghebbenden
5.3
De moeder stelt dat de rechtbank, gezien de complexe problematiek bij de vader, redelijkerwijs niet had kunnen bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben. Uit diverse rapportages blijkt dat de moeder wel een stabiele thuissituatie kan bieden. De kinderen verblijven al geruime tijd bij de vader en gaan in [B] naar school maar de moeder is van mening dat de veiligheid en stabiliteit van de kinderen voorop dient te staan. De beslissing omtrent de zorgregeling hangt nauw samen met de beslissing omtrent het hoofdverblijf. De moeder is dan ook van mening dat de zorgregeling, net zoals de hoofdverblijfplaats, niet in het belang van de kinderen is. Ook de vervangende toestemming voor een wijziging van de school van de kinderen hangt nauw samen met het hoofdverblijf en de zorgregeling. Wijziging van het hoofdverblijf zou een wijziging van school noodzakelijk maken.
5.4
De vader voert aan dat er bij hem sprake is van veiligheid en stabiliteit naar de kinderen toe en als er al sprake is van enige problematiek dan behoort dat niet een overwegende rol te spelen. De kinderen zijn bij de vader goed op hun plaats en de rechtbank heeft daarom terecht de situatie gelaten zoals hij nu is, namelijk dat de kinderen bij de vader verblijven en dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is. De vader is van mening dat de kinderen ook regelmatig omgang met hun moeder moeten hebben, maar dat het niet in het belang van de kinderen is om plotseling een geheel andere zorgregeling te gaan creëren. Nu het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader in [B] is, is inschrijving van de kinderen op een basisschool in [H] niet aan de orde.
5.5
De raad heeft in zijn rapport van 17 februari 2017 geadviseerd om het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder te bepalen en een zorgregeling met de vader vast te stellen van eens in de veertien dagen een weekend. De raad is van mening dat de huidige situatie niet meer in het belang van de kinderen is. De kinderen ervaren niet altijd voldoende veiligheid in de thuissituatie bij de vader en ze worden nog steeds geconfronteerd met de onrust en onenigheid tussen de ouders. De moeder is op dit moment wel in staat om de kinderen veiligheid en rust te bieden.
Overwegingen van het hof
5.6
Het hof is van oordeel dat er sprake is van omstandigheden die maken dat het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij de moeder en een zorgregeling met de vader als hieronder te noemen in het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is. De raad stelt blijvende zorgen te hebben over de opvoedingssituatie bij de vader en zijn partner en het gebrek aan (emotionele) veiligheid die de kinderen op momenten ervaren. Dit blijkt ook uit het feit dat het niet goed gaat met alle drie de kinderen. [de minderjarige1] zit niet lekker in haar vel, ze is vaak verdrietig en haar overgewicht is een blijvend probleem. Ze krijgt te veel mee van de strijd tussen haar ouders. [de minderjarige2] vertoont clownesk en opstandig gedrag op school, hij luistert niet en wil niet meewerken. Daarnaast heeft hij bij de moeder last van zindelijkheidsproblemen. [de minderjarige3] lijkt het gedrag van zijn broer en zus te kopiëren, zijn stotteren neemt toe en hij gaat hiervoor naar een logopedist. De kinderen lijken zich bij de vader niet vrij te voelen om zaken te bespreken met betrekking tot de opvoedingssituatie en zijn bang voor zijn reactie. De kinderen bespreken deze zaken wel met hun moeder maar zijn tegelijkertijd ook bang wat de moeder met deze informatie doet en wat dit voor consequenties heeft voor de thuissituatie bij de vader. De kinderen wonen op dit moment drie jaar bij de vader. Hoewel het hof het positief acht dat de vader open staat voor hulp blijkt er onvoldoende verbetering in de situatie te komen. Naar het oordeel van het hof lijkt de vader de zorgen die de raad heeft onvoldoende te erkennen, waardoor de kinderen onvoldoende veiligheid ervaren bij hem thuis. De opvoeding van de kinderen in het gezin van de vader vraagt te veel van hem en met name van zijn partner op wie in verband met het werk van de vader het merendeel van de opvoeding neerkomt. Dit, ondanks het feit dat de vader veel geïnvesteerd heeft in zichzelf en de kinderen om tot een goede opvoedingssituatie te komen. Bij de moeder is sprake van persoonlijke groei. Ze heeft zelfstandig hulp gezocht voor persoonlijke ondersteuning en is daardoor beter in staat om de belangen van de kinderen voorop te stellen.
5.7
Evenals de raad is het hof van oordeel dat een wijziging van het hoofdverblijf weliswaar een grote impact zal hebben op zowel de ouders als de kinderen, maar dat het in het belang van de kinderen is dat ze na jaren van voortdurende onrust en zorgen, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, nu zo snel mogelijk rust en (emotionele) veiligheid gaan ervaren. Het hof beseft dat de kinderen door een wijziging van hun hoofdverblijfplaats van school en sportvereniging zullen moeten wisselen en ze nieuwe vriendjes zullen moeten gaan maken. Echter, het hof acht de emotionele veiligheid van de kinderen, die een voorwaarde is voor een evenwichtige ontwikkeling, belangrijker dan de continuïteit van de situatie zoals die nu is.
Het hof vindt als ingangsdatum van het hoofdverblijf van de kinderen naar de moeder het moment na de aanstaande meivakantie het meest in het belang van de kinderen. Zo kunnen alle betrokkenen de overgang rustig voorbereiden en is ook de overgang naar de andere school een goed moment.
5.8
Bij een wisseling van het hoofdverblijf hoort eveneens een wisseling van school. Het hof wijst het verzoek van moeder om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op [G] te [H] dan ook toe.
5.9
Vorenstaande brengt mee dat het hof, evenals de raad, van oordeel is dat het hoofdverblijf van de kinderen vanaf de meivakantie bij de moeder bepaald dient te worden. Het hof acht onder verwijzing naar wat hierboven is vermeld over de situatie van de kinderen bij de vader de volgende zorgregeling in het belang van de kinderen:
De kinderen verblijven een weekend per twee weken, van vrijdag tot zondag alsmede de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen, bij de vader.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 juni 2016 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met ingang van de dag na de meivakantie hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader aldus dat de kinderen een weekend per twee weken, van vrijdag tot zondag alsmede de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen, bij de vader verblijven;
verleent de moeder vervangende toestemming voor inschrijving na de meivakantie van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op [G] te [H] ;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 11 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.