ECLI:NL:GHARL:2017:3304

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
21-001447-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake diefstal van schapen met verzoeken om getuigen en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2017 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 27 februari 2015 was uitgesproken. De verdachte, geboren in 1975 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank in een strafzaak met betrekking tot de diefstal van schapen. Tijdens de zitting op 5 april 2017 heeft het hof het standpunt van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de raadsman van de verdachte, mr. J.P.J. Botterblom.

De raadsman heeft verschillende verzoeken ingediend, waaronder het horen van getuigen en het toevoegen van stukken aan het dossier. Het hof heeft de verzoeken om getuigen te horen, met uitzondering van getuige [getuige 5], afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen begin van aannemelijkheid was dat het onderzoek op 28 juni 2013 opzettelijk was gefrustreerd. De verzoeken om DNA-onderzoek naar de in beslag genomen schapen en om deskundigen te benoemen zijn eveneens afgewezen, omdat het hof deze niet noodzakelijk achtte.

Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en getuigen [getuige 9], [getuige 10] en deskundige [getuige 11] te horen. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. H.H.M. van Dijk, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2017.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001447-15
Uitspraak d.d.: 19 april 2017
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 27 februari 2015 met parketnummer 05-901208-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.P.J. Botterblom, naar voren is gebracht.

De verzoeken van de verdediging

Getuigen
De raadsman van verdachte heeft per e-mail van 18 december 2015 verzocht om de volgende getuigen te horen:
[getuige 1]
[getuige 2]
[getuige 3]
[getuige 4]
[getuige 5]
[getuige 6]
[getuige 7]
[getuige 8]
Ter terechtzitting heeft de raadsman medegedeeld dat hij de verzoeken om de onder 6, 7 en 8 genoemde getuigen te horen niet handhaaft.
Ter onderbouwing van zijn overige verzoeken heeft de raadsman, kort gezegd, het volgende aangevoerd. De onder 1 t/m 4 opgegeven getuigen kunnen verklaren over de gang van zaken op 28 juni 2013. Op deze dag kon verdachte tegenonderzoek laten uitvoeren aan de in beslag genomen schapen. Dit onderzoek is door de officier van justitie en de betrokken ambtenaren gefrustreerd.
De onder 5 opgegeven getuige, [getuige 5] , wil de raadsman bevragen over haar relatie met verdachte.
Nader onderzoek
De raadsman heeft verzocht om de volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
  • de historische printgegevens van het mobiele telefoonnummer van verdachte vanaf 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012 (genoemd onder C in de pleitnota);
  • de stallijsten van de aangevers van de dag van de betreffende diefstallen (genoemd onder D in de pleitnota);
  • de afvoerlijsten van de aangevers van de afgelopen vier jaar (genoemd onder E in de pleitnota).
Ter onderbouwing van deze verzoeken heeft de raadsman, kort gezegd, aangevoerd dat verdachte ’s nachts werkte in de omgeving van de diefstallen. De printgegevens kunnen dit onderbouwen. Het toevoegen aan het dossier van de afvoerlijsten en stallijsten is nodig om aan te tonen dat de aangetroffen verwantschap niet automatisch betekent dat de inbeslaggenomen schapen gestolen zijn.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een deskundige te benoemen om over de volgende punten te rapporteren (genoemd onder F in de pleitnota):
  • het aantal auto’s dat in Nederland op kenteken is gezet van het type dat bij verdachte is aangetroffen, waarbij tevens duidelijkheid wordt gegeven wat de specifieke kenmerken van die auto’s zijn (F1);
  • het aantal veewagens dat in Nederland is verkocht van het type dat op de camerabeelden te zien zou zijn (F2);
  • of de sleutels aan de sleutelbos die aan verdachte wordt toegeschreven en die zouden passen op de landbouwvoertuigen die in de bedrijfshal van verdachte zijn aangetroffen, unieke of juist universele sleutels zijn (F3).
Ter onderbouwing van de onder F1 en F2 genoemde verzoeken heeft de raadsman aangevoerd dat de rechtbank meent dat er op de camerabeelden specifieke kenmerken te zien zijn. Ten aanzien van het onder F3 genoemde verzoek heeft de raadsman aangevoerd dat de sleutels universeel zijn.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om DNA-onderzoek uit te voeren naar alle in beslag genomen schapen (genoemd onder G in de pleitnota). Pas als vaststaat dat alle in beslag genomen schapen verwantschap vertonen met de schapen van aangevers, kan geoordeeld worden dat de inbeslaggenomen schapen gestolen zijn, aldus de raadsman.

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van alle verzoeken met uitzondering van het horen van [getuige 11] .

Het oordeel van het hof

Het hoger beroep is op 11 maart 2015 ingesteld. Nu de verzoeken van de raadsman op 18 december 2015 zijn ingediend, zal het hof deze verzoeken beoordelen op grond van het van toepassing zijnde noodzaakcriterium.
Getuigen
[getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4]
Ten aanzien van de onder 1 t/m 4 genoemde getuigen is het hof van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is dat het onderzoek bewust is gefrustreerd. Naar aanleiding van de gebeurtenissen op 28 juni 2013 hebben deze getuigen een proces-verbaal over de gang van zaken op die dag opgesteld. De raadsman is vervolgens in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over dit proces-verbaal. Deze opmerkingen zijn gedeeltelijk in datt proces-verbaal verwerkt. Daarnaast zijn de opmerkingen van de raadsman aan het proces-verbaal gehecht. Het proces-verbaal is door deze vier getuigen ondertekend.
Verbalisant [getuige 1] is op een later moment, na de gebeurtenissen op 28 juni 2013 en het opstellen van het proces-verbaal, nog gehoord door de rechter-commissaris. De raadsman was daarbij aanwezig en had toen vragen kunnen stellen over de gang van zaken op de bewuste dag, maar heeft er voor gekozen om dat niet te doen. De raadsman heeft daarnaast, gedurende de procedure in eerste aanleg, niet verzocht om de overige drie getuigen over de gang van zaken op 28 juni 2013 te horen. Onder meer gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het horen van de onder 1 t/m 4 genoemde getuigen niet noodzakelijk is. Het hof wijst de verzoeken af.
[getuige 5]
Het verzoek om getuige [getuige 5] te horen ten aanzien van de relatie tussen de getuige en verdachte zal het hof toewijzen. Naar het oordeel van het hof is het noodzakelijk om de getuige hier over te horen.
Nader onderzoek
Toevoegen van printgegevens aan het dossier
Het hof wijst het verzoek om de printgegevens van de telefoon van [verdachte] aan het dossier toe te voegen af, omdat dat naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk is. Buiten dat niet valt aan te nemen dat die gegevens na zo lange tijd nog voorhanden zijn, is namens verdachte ter zitting van het hof gesteld dat verdachte op allerlei ongebruikelijke tijdstippen in de aangegeven buurt zal hebben gereden, maar dat dat voor zijn werk is geweest.
Stallijsten en afvoerlijsten
Het hof wijst de verzoeken om de stallijsten en afvoerlijsten van de aangevers aan het dossier toe te voegen af, omdat dit niet noodzakelijk is. Het hof overweegt daartoe dat de verdediging in eerste aanleg ook heeft verzocht om toevoeging aan het dossier van deze lijsten. Dit verzoek is op een regiezitting van de rechter-commissaris besproken, naar aanleiding waarvan de rechter-commissaris heeft beslist dat er aanvullend gerapporteerd moest worden. Vervolgens heeft verbalisant [getuige 1] een aanvullend proces-verbaal opgesteld over het I&R systeem en de afvoer van schapen van de aangevers. Dit alles acht het hof voldoende.
Benoemen van een deskundige om te rapporteren over de veewagen, auto en sleutels
Het verzoek om een deskundige te benoemen om aanvullend te rapporteren over de auto, veewagen en sleutels wijst het hof af, omdat dit niet noodzakelijk is. Het hof merkt op dat aan het verzoek om te rapporteren ten aanzien van de sleutels geen conclusie is verbonden.
DNA-onderzoek naar in beslag genomen schapen
Ten aanzien van het verzoek om DNA-onderzoek uit te voeren naar alle in beslag genomen schapen overweegt het hof het volgende. De raadsman heeft in eerste aanleg verzocht om aanvullend verwantschapsonderzoek. De rechter-commissaris heeft, na een regiebijeenkomst, beslist dat er aanvullend DNA-onderzoek moest worden gedaan naar maximaal tien koppels, door de verdachten aan te wijzen. De verdediging stelt thans dat pas als vast staat dat alle in beslag genomen schapen verwantschap vertonen met de schapen van aangevers, geoordeeld kan worden dat de inbeslaggenomen schapen gestolen zijn. Dit is een zeer algemene stelling die miskent dat het hof bij die beoordeling meer factoren, waaronder het uitgevoerde verwantschapsonderzoek, in acht neemt op grond waarvan het tot een beslissing zal komen. Gelet hier op en gelet op de beslissing van de rechter-commissaris zal het hof het verzoek afwijzen, omdat dit niet noodzakelijk is.
Horen van [getuige 9] , [getuige 10] en [getuige 11]
Het hof wijst in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de verzoeken om bovengenoemde getuigen te horen toe. Het hof is van oordeel dat deze getuigen ook in de zaak van verdachte dienen te worden gehoord.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Verwijst de zaak naar het kabinet van de raadsheer-commissaris bij dit hof teneinde het volgende te doen.
Wijst toe het verzoek om de getuige [getuige 5] te horen op het hiervoor genoemde punt.
Wijst af de verzoeken om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] te horen.
Wijst af de verzoeken om de stallijsten en afvoerlijsten van de aangevers aan het dossier toe te voegen.
Wijst af het verzoek om de printgegevens van de telefoon van verdachte aan het dossier toe te voegen.
Wijst af het verzoek om een deskundige te benoemen om te rapporteren over de veewagen, auto en sleutels.
Wijst af het verzoek om DNA-onderzoek uit te voeren naar alle in beslag genomen schapen.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:
­
[getuige 9], wonende te [woonplaats]
­
[getuige 10], wonende te [woonplaats]
­
[getuige 5], wonende te [woonplaats] ;
en als getuige-deskundige te horen:
­
[getuige 11], werkzaam bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau, domicilie gekozen hebbend te [vestigingsplaats] ;
en aan deze [getuige 11] te vragen om een cv en eventuele publicaties die zijn deskundigheid kunnen ondersteunen te verstrekken.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de benadeelde partijen.
Aldus gewezen door
mr. H.H.M. van Dijk, voorzitter,
mr. R.C.C. van Leest en mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Faber, griffier,
en op 19 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.