3.5uur in de nacht van maandag op dinsdag, altijd naar zijn werk ging met de geldelijke opbrengst van de verkoop van tabak in het weekend.
Een van de verdachten heeft geprobeerd een vloeistof in het gezicht van het slachtoffer te spuiten. Doordat het slachtoffer werd belaagd is hij in de struiken gevallen.
(...) De rechtbank zoekt voor de strafoplegging aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht) voor een overval in een woning, omdat de overval op het erf voor de woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Het uitgangspunt voor een overval in een woning met licht geweld en/of bedreiging is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Van licht geweld is sprake bij een enkele ruk of duw, zonder noemenswaardig letsel.
De rechtbank acht het enigszins strafverminderend dat de overval niet in maar voor de woning heeft plaatsgevonden. Strafvermeerderend acht zij de professionele voorbereiding van het feit en het samenwerkingsverband tussen de vier verdachten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte recente en relevante documentatie heeft.
De rechtbank komt aldus tot oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Het hof verenigt zich met de inhoud van vorenstaande strafmotivering doch komt, zoals hierna nader zal worden toegelicht, tot een andere straftoemeting.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof van 6 april 2017 betoogd dat de in eerste aanleg opgelegde straf te hoog is voor het bewezen verklaarde feit, mede in vergelijking met hetgeen doorgaans wordt opgelegd in soortgelijke zaken. Het hof begrijpt het gevoerde verweer aldus dat de rechtbank ten onrechte aansluiting zou hebben gezocht bij de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor een woningoverval. Bij een 'echte' woningoverval wordt binnengedrongen in iemands leefomgeving, waarbij de aanwezigen gedwongen worden een strafbaar feit te ondergaan, terwijl het onderhavige feit juist gericht is op snelheid: verrassen, graaien en rennen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Vooropgesteld dient te worden dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting niet méér zijn dan één van de aspecten in het denken over de hoogte van een straf. Zij bieden de rechter een handvat en de mogelijkheid bij de straftoemeting ook te letten op de landelijke praktijk en de daarmee samenhangende rechtseenheid. Doorslaggevend en bindend zijn zij niet.
Dat de rechtbank bij de strafoplegging aansluiting heeft gezocht bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval is niet onbegrijpelijk, nu de overval plaatsvond naast de woning op het besloten erf van aangever en derhalve binnen zijn privédomein. Zoals de rechtbank reeds overwoog heeft het er alle schijn van dat aangever in de directe omgeving van zijn woning in de nacht werd opgewacht. De schending van de privacy en de voor langere tijd aangetaste gevoelens van veiligheid in de eigen woonomgeving - essentiële factoren bij strafoplegging ter zake van een woningoverval - zijn ook in deze zaak evident aanwezig, ook voor de gezinsleden van aangever. Met het gering te achten verschil tussen een overval
inde eigen woning en een overval op het erf van de eigen woning is door de rechtbank in straf -verminderende zin rekening gehouden. Begrijpelijkerwijs is ook rekening gehouden met het gegeven dat verdachte aangever heeft opgewacht hetgeen evenzeer een schending van zijn privacy inhoudt.
Hoe ingrijpend de gevolgen voor aangever en zijn gezin zijn geweest blijkt uit de namens hem ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de daarbij zichtbaar bij aangever aanwezige emoties. Aangever heeft onder meer naar voren doen brengen dat er sinds 2 februari 2016, de datum waarop het feit werd gepleegd, nog geen ochtend is geweest waarop hij normaal, zonder spanning, de deur is uitgestapt om naar zijn werk te gaan. Zijn echtgenote staat sedertdien, ondanks het zeer vroeg uur, gelijktijdig met hem op. Bij het hervatten van zijn werkzaamheden was begeleiding gedurende enige weken noodzakelijk. Alle struiken rondom zijn woning heeft aangever ten behoeve van de overzichtelijkheid van zijn directe woonomgeving laten verwijderen. Hij heeft camera's rond zijn woning laten plaatsen. Aangever is schrikachtig geworden en is voortdurend op zijn hoede. Ook de jonge zonen van aangever verlaten hun ouderlijk huis nog steeds niet zonder stress.
Voor zover aangevoerd is dat het toegepaste geweld beperkt is gebleven is het hof van oordeel dat dit niet enkel behoort te worden afgemeten aan het feit dat aangever slechts gering letsel aan zijn hand heeft opgelopen. Het geweld is met name gelegen in de getalsmatige overmacht van de vier aanstormende verdachten, donker gekleed en met (bivak)mutsen op, en hun onverhoedse en uiterst intimiderende optreden op een nachtelijk uur. Een dergelijke vorm van geweld levert, zoals gebleken, evenzeer in aanmerking te nemen psychisch letsel op.
Het hof heeft als overwogen voorts gelet op het feit verdachte en de zijnen kennelijk op enigerlei wijze kennis hebben verkregen van het door aangever gebezigde leefpatroon, inhoudende dat hij voor zijn werk dagelijks om 3.50 uur zijn woning in [plaats] verliet en met name dat hij op dinsdagochtend een wisselende doch veelal aanzienlijke hoeveelheid contant geld bij zich droeg, zijnde de opbrengst van de verkoop van tabaksproducten aan winkeliers in het daaraan voorafgaande weekend. De ernst van het bewezen verklaarde is dan ook mede gelegen in de professioneel te noemen wijze waarop de overval is voorbereid.
Evenals de rechtbank heeft het hof gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie. Uit het 11 pagina's tellende uittreksel van 10 maart 2017 blijkt dat de thans nog slechts 24-jarige verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten met een geweldsaspect (in 2009) alsmede voor vermogensdelicten.
Het hof heeft kennisgenomen van de diverse over verdachte opgemaakte reclasserings-rapporten, waarvan het reclasseringsadvies van 25 maart 2016, opgemaakt ten behoeve van de behandeling in eerste aanleg, de meest recente is. Daaruit blijkt dat er vóór zijn detentie geen sprake van een dagbesteding, noch van een inkomen. Verdachte gebruikte dagelijks cannabis. Deze drie factoren hebben, in combinatie met zijn belaste verleden, vermoedelijk bijgedragen aan zijn delictgedrag. Daarentegen is er sprake, aldus de reclassering, van een opvallend probleeminzicht en een voornemen om iets van zijn leven te maken. Verdachtes - in elk geval destijds - ontkennende procesopstelling in de onderhavige zaak bemoeilijkt de inschatting van het recidiverisico. Op basis van zijn delictgeschiedenis, het ontbreken van een inkomen en dagbesteding en zijn middelengebruik wordt dat risico als gemiddeld tot hoog aangemerkt.
Het hof stelt vast dat verdachte ter terechtzitting weliswaar zijn ambitie kenbaar heeft gemaakt om na zijn detentie TNT-postbezorger te worden en een levenspartner te vinden, maar tevens dat hij over zijn betrokkenheid bij het bewezen verklaarde feit met moeite openheid van zaken geeft en nauwelijks bereid is om daarvoor verantwoordelijkheid te nemen.
Het vorenstaande brengt mee dat het hof het door en namens verdachte gevoerde strafmaatverweer niet zal honoreren en bovendien, anders dan de rechtbank, geen aanleiding ziet om aan verdachte een kortere gevangenisstraf op te leggen dan aan zijn medeverdachten. De ernst van het feit en het samenwerkingsverband tussen de verdachten zijn daarbij van doorslaggevend belang. Het hof zal het vonnis van de rechtbank op dit punt dan ook vernietigen en aan verdachte een gevangenisstraf straf opleggen van gelijke duur als aan de medeverdachten is opgelegd.
Daaruit volgt tevens dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het daarop gebaseerde verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal derhalve worden afgewezen.