In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is de moeder in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige werd bepaald bij de vader. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Vos, verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen af te wijzen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.M. Pater, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek.
Het hof heeft in het kader van een pilot 'complexe scheidingen' de stukken beoordeeld en geconstateerd dat er onenigheid bestaat over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2010. Het hof heeft partijen voorgesteld om deel te nemen aan een hulpverleningstraject 'Ouderschap na Scheiden', waarbij beide partijen hebben aangegeven open te staan voor deze suggestie. Het hof heeft echter opgemerkt dat het voorgestelde traject niet in de regio van de kinderen ligt en heeft daarom een alternatief hulpverleningstraject van een andere organisatie voorgesteld.
De beslissing van het hof houdt in dat partijen uiterlijk op 31 januari 2017 naar het hulpverleningstraject moeten verwijzen en dat zij binnen twee weken na de beschikking contact moeten opnemen met het sociale wijkteam of Jeugdbescherming Overijssel voor een indicatie. Daarnaast moeten de advocaten van partijen het hof uiterlijk op 25 april 2017 informeren over de rapportage en bevindingen van het hulpverleningstraject. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de rapportage is ontvangen.