Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, [naam kind], en de gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Gelderland. De vader, verzoeker in hoger beroep, is in beroep gegaan tegen de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 10 augustus 2016 en 20 september 2016 zijn uitgesproken. De kinderrechter had de GI gemachtigd om [naam kind] uit huis te plaatsen en had de GI belast met het gezag over [naam kind] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling.
De vader heeft grieven ingediend tegen deze beschikkingen, waarbij hij stelt dat er geen juridische noodzaak was voor de uithuisplaatsing en dat hij in staat is om voor [naam kind] te zorgen. De raad voor de kinderbescherming en de GI hebben verweer gevoerd en de noodzaak van de uithuisplaatsing en de gezagsuitoefening door de GI onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2017 is de situatie van [naam kind] besproken, evenals de zorgen over de opvoedingssituatie bij de ouders.
Het hof heeft vastgesteld dat [naam kind] in zijn jonge leven al veel heeft meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en wisselingen in verblijfplaatsen. De ouders hebben beide hun eigen problematiek, en het hof is van oordeel dat de vader momenteel niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. De uithuisplaatsing is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Het hof heeft de grieven van de vader verworpen en de bestreden beschikkingen bekrachtigd.