Uitspraak
de zoon,
de vader,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 2.247,50 binnen acht dagen na dagtekening van die brief aan de vader te voldoen.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief III) dat hij met de vader zou hebben afgesproken dat hij op de leningen zou aflossen “tot een hoofdsom van € 50.000,- zou zijn bereikt” en dat het bedrag van € 15.000,- tot betaling waarvan hij is veroordeeld “al was begrepen in het totaalbedrag van de hoofdsom die zou moeten worden terugbetaald” (memorie van grieven sub 6 en 8). De vader heeft erkend dat de aflossingsafspraken er op waren gericht dat de zoon zou terugbetalen totdat een hoofdsom van € 50.000,- zou zijn bereikt. De zoon heeft zijn stellingen, ook met die erkenning van de vader, niet van een nadere toelichting voorzien die tot strekking heeft en aannemelijk maakt dat hij de door de vader gevorderde bedragen niet verschuldigd is en op welke gronden dat dan zo is, zodat het hof in het duister tast over de vraag wat de zoon daarmee beoogt. Dat ontbreken van een zodanige toelichting klemt te meer, nu de zoon nog niet zodanige bedragen heeft afgelost dat een hoofdsom van € 50.000,- is bereikt en de vader gezien de vorderingen slechts die bedragen heeft gevorderd waarop volgens het schema in de overeenkomst van 1 december 2011 moest worden afgelost, verminderd met een bedrag van € 50.000,-. De vader heeft dat bij dagvaarding in eerste aanleg aldus toegelicht dat het bedrag onder b. van de schuldbekentenis niet in het aflossingsschema is opgenomen, dat de zoon aflossingsverplichtingen had over een bedrag van € 64.500,- en dat op dit bedrag slechts
€ 1.750,- is voldaan. Dat resulteert in het gevorderde bedrag van € 62.750,-, naast de andere gevorderde bedragen.
De zoon heeft gewezen op een e-mailbericht van 9 januari 2014, maar dat maakt zijn stellingen op dit punt niet helderder, nu hij heeft volstaan met de mededeling dat dit bericht een verslag van een bespreking is, zonder in te gaan op de inhoud van die bespreking en de gevolgen daarvan voor de vorderingen van de vader. De zoon heeft derhalve zijn verweren tegen de vorderingen van de vader onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof aan die verweren voorbijgaat.
Grief IVfaalt.
grief Vnog aan de orde gestelde uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank laat het hof in stand, nu de zoon geen argumenten heeft aangevoerd – anders dan die al in het kader van grief I door het hof zijn verworpen – op grond waarvan die uitvoerbaarheid bij voorraad gelet op de wederzijds betrokken belangen achterwege zou moeten blijven.