ECLI:NL:GHARL:2017:3623

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
200.192.588/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep door een Australische vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2017 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Marecon PTY LTD, een Australische vennootschap, en Robusta B.V., een Nederlandse onderneming. Marecon heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen Robusta, waarbij zij aanspraak maakt op royalty's die Robusta verschuldigd zou zijn voor het gebruik van de Flexmat-technologie. Robusta heeft in het hoger beroep een incidentele vordering ingediend, waarin zij verzocht om Marecon te verplichten zekerheid te stellen voor de proceskosten. Het hof heeft deze vordering toegewezen, op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof oordeelde dat Marecon, die geen woonplaats in Nederland heeft, verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Het hof heeft bepaald dat Marecon binnen vier weken een bedrag van € 3.400,- dient te storten op de derdenrekening van de advocaat van Robusta. De beslissing over de kosten van het incident is gereserveerd voor de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.192.588/01
zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/145983 / HA ZA 13-658
arrest van 25 april 2017in het incident tot zekerheidstelling ex art. 224 Rv
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Marecon PTY LTD,
gevestigd te Subiaco (Australië),
appellante,
tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Marecon,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Robusta B.V.,
gevestigd te Genemuiden,
geïntimeerde,
tevens eiseres in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Robusta,
advocaat: mr. C.P.B. Kroep, kantoorhoudend te Enschede.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 22 januari 2014 en 25 maart 2015 van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep van 24 juni 2015, hersteld bij exploot van 14 december 2015;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord tevens incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten ex artikel 224 Rv;
- de memorie van antwoord in het incident ex artikel 224 Rv.
2.2
De conclusie van de memorie van grieven strekt er in de hoofdzaak toe dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank van 25 maart 2015 vernietigt en de vorderingen van Marecon alsnog toewijst, met veroordeling van Robusta in de kosten van beide instanties.
2.3
Robusta heeft bij wege van incident verzocht om Marecon te verplichten zekerheid te stellen voor de proceskosten. In de hoofdzaak heeft Robusta geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis, kosten rechtens en uitvoerbaar bij voorraad.
2.4
Marecon heeft van antwoord gediend in het incident.
2.5
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident en Marecon heeft daartoe de stukken overgelegd.

3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Het gaat in deze zaak - voor zover relevant voor dit incident - samengevat om het volgende.
3.2
Marecon drijft een onderneming die (onder meer) licenties verleent inzake het ontwerp, de fabricage en de installatie van betonblokken matten onder de naam "Flexmat", welk woord op 15 januari 1986 in Australië als handelsmerk is geregistreerd.
3.3
Robusta drijft een onderneming die zich bezighoudt met de productie en wereldwijde levering van technische weefsels, waaronder polypropyleen loopmatting weefsels (hierna: lusjesdoeken). Deze lusjesdoeken worden onder meer gebruikt om oevers en taluds te beschermen tegen erosie als gevolg van stroming en/of golfslag. De lusjesdoeken worden hierbij bevestigd aan betonblokken.
3.4
Op 8 juli 1996 heeft CSR Limited, gevestigd te Victoria Park, Australië (hierna: CSR), een overeenkomst gesloten met Corporacion Argentina Technologica, gevestigd te Buenos Aires, Argentinië (hierna: CAT), op grond waarvan (samengevat) CAT voor het gebruik van de Flexmat-technologie royalty's is verschuldigd aan CSR.
3.5
Bij brief van 7 juni 2013 heeft Marecon jegens Robusta aanspraak gemaakt op betaling van royalty's tot een geschat bedrag van € 860.000,-. Robusta heeft deze claim van de hand gewezen.
3.6
In eerste aanleg heeft Marecon (samengevat) gevorderd een verklaring voor recht dat Robusta gehouden is royalty's af te dragen aan Marecon terzake van door CAT afgenomen lusjesdoeken en een veroordeling (versterkt met een dwangsom) van Robusta om gegevens te verstrekken over de sinds 1996 aan CAT geleverde hoeveelheden lusjesdoeken. De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling van Marecon dat zij alle rechten inzake Flexmat overgedragen heeft gekregen van CSR, en dat Robusta lusjesdoeken heeft geleverd aan CAT voor de fabricage van betonblokken matten met gebruikmaking van de aan Marecon toebehorende Flexmat-technologie, zodat Robusta ter uivoering van de in 3.4 bedoelde overeenkomst royalty's is verschuldigd aan Marecon.
3.7
Op vordering van Robusta heeft de rechtbank bij incidenteel vonnis van 22 januari 2014 bepaald (samengevat) dat Marecon ten behoeve van Robusta zekerheid stelt voor de proceskosten in eerste aanleg.
3.8
In de hoofdzaak heeft de rechtbank bij eindvonnis van 25 maart 2017, waarvan beroep, de vorderingen van Marecon afgewezen.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
Marecon is gevestigd in Australië. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Aangezien Robusta is gevestigd in Nederland, heeft de Nederlands rechter rechtsmacht op grond van art. 2 Rv.
4.2
Art. 224 lid 1 Rv bepaalt - voor zover hier relevant - dat degene die zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland een vordering instelt in een geding alhier, zoals Marecon, verplicht is om op vordering van de wederpartij (in casu Robusta) zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden. Op grond van art. 353 lid 2 Rv geldt deze verplichting ook voor de oorspronkelijk eiser, die in appel komt.
4.3
Het staat vast dat Marecon geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Tevens is Marecon de partij die bij een Nederlandse rechter een vordering heeft ingesteld. Art. 224 lid 1 Rv is in hoger beroep derhalve op Marecon van (overeenkomstige) toepassing. Aangezien gesteld noch gebleken is dat zich in dit geval één van de uitzonderingen als bedoeld in art. 224 lid 2 Rv voordoet, acht het hof het verzoek van Robusta toewijsbaar.
4.4
De rechtbank heeft Marecon in eerste aanleg veroordeeld tot het stellen van zekerheid ten behoeve van Robusta door storting van een bedrag op de derdenrekening van de advocaat van Robusta. Het hof sluit hierbij aan.
4.5
Voor de begroting van het bedrag waarvoor Marecon in hoger beroep aanvullende zekerheid dient te stellen, gaat het hof uit van 1 punt voor de memorie van antwoord (inclusief het incidentele verzoek tot zekerheidstelling) en 2 punten voor pleidooi in de hoofdzaak. Anders dan Robusta - die stelt dat het om vorderingen van bepaalde waarde tot een bedrag van € 860.000,- gaat - oordeelt het hof dat sprake is van vorderingen van onbepaalde waarde, nu het gaat om een vordering tot het geven van een verklaring voor recht en een exhibitievordering. Het hof gaat daarom uit van tarief II (€ 894,- per punt) plus € 718,- griffierecht. In totaal komt dat neer op € 3.400,-.
4.6
Marecon zal op na te melden wijze worden gelast aanvullende zekerheid te stellen voor een bedrag van € 3.400,-. Een termijn van acht weken voor het stellen van de zekerheid, zoals Marecon heeft verzocht, komt het hof daarbij onnodig lang voor. Anderzijds is een termijn van twee weken, zoals Robusta heeft gevorderd, wellicht te kort. Het hof zal daarom bepalen dat Marecon zekerheid dient te stellen binnen vier weken na dagtekening van dit arrest.
4.7
De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
bepaalt dat Marecon binnen vier weken na heden aanvullende zekerheid dient te stellen voor de proceskosten in hoger beroep ten bedrage van € 3.400,- door storting van dit bedrag op de derdenrekening van de advocaat van Robusta;
bepaalt dat omtrent de kosten van het incident zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
in de hoofdzaak
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
16 mei 2017voor beslissing hof verdere voortgang.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E. Weening, mr. M.M.A. Wind en mr. I.F. Clement en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 april 2017.