ECLI:NL:GHARL:2017:3838

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
21-000868-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweerexces bij verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 24 mei 2015 in Ammerzoden, waarbij twee vrouwen zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte, die in paniek was geraakt door een dreigende situatie, heeft achteruit gereden zonder op het verkeer te letten, wat leidde tot de aanrijding. Het hof heeft het beroep op noodweerexces gehonoreerd, wat betekende dat de verdachte niet strafbaar was voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat de verdachte zich binnen twaalf uur na het ongeval bij de politie had gemeld. De uitspraak benadrukt de omstandigheden waaronder noodweerexces kan worden ingeroepen en de gevolgen daarvan voor de strafbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000868-16
Uitspraak d.d.: 10 mei 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2016 met parketnummer 05-880903-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.J.C. Spapen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt over de feiten 1 en 2. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 24 mei 2015 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Mercedes), daarmede over de weg, [naam straat] (vanaf de
parkeerplaats voor perceel [adres] aldaar),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam
achteruit heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij wist dat twee vrouwen (nadat deze op voormelde parkeerplaats uit de
door hem, verdachte, bestuurde personenauto waren gestapt), zich (dicht)
achter en/of (dicht) naast, althans nabij die (zijn) personenauto bevonden,
vanaf die parkeerplaats (plotsklaps) vanuit stilstand met hoge snelheid
achteruit is gereden, en/of
(daarbij) niet of in onvoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of niet
of in onvoldoende mate in de spiegels van zijn personenauto heeft gekeken
en/of is blijven kijken, en/of
bij dat achteruit rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre als bedoeld in
artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, niet het
overig verkeer (die twee vrouwen/voetgangers) heeft voor laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die twee
voetgangers (vrouwen) ten gevolge waarvan deze ten val kwamen en/of werden
overreden (waarna één van hen over grote afstand onder die personenauto werd
meegesleurd),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 mei 2015 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, Mercedes),
daarmede rijdende op de weg, [naam straat] (vanaf de parkeerplaats voor perceel
[adres] aldaar),
terwijl hij wist dat twee vrouwen (nadat deze op voormelde parkeerplaats uit de
door hem, verdachte, bestuurde personenauto waren gestapt), zich (dicht)
achter en/of (dicht) naast, althans nabij die (zijn) personenauto bevonden,
vanaf die parkeerplaats (plotsklaps) vanuit stilstand met hoge snelheid
achteruit is gereden, en/of
(daarbij) niet of in onvoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of niet
of in onvoldoende mate in de spiegels van zijn personenauto heeft gekeken
en/of is blijven kijken, en/of
bij dat achteruit rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre als bedoeld in
artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, niet het
overig verkeer (die twee vrouwen/voetgangers) heeft voor laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die twee
voetgangers (vrouwen) ten gevolge waarvan deze ten val kwamen en/of werden
overreden (waarna één van hen over grote afstand werd meegesleurd),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2 primair:
hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Ammerzoden, in de gemeente
Maasdriel, op/aan [naam straat] , op of omstreeks 24 mei 2015,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat
ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
subsidiair:
hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Ammerzoden, in de gemeente
Maasdriel, op/aan [naam straat] , op of omstreeks 24 mei 2015,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] )
letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen

De feiten
In de nacht van 24 mei 2015 om ongeveer 04.00 uur reed verdachte in de Mercedes van zijn moeder. Hij was die avond daarvoor samen met [naam] uit geweest in Ammerzoden. Twee Poolse dames, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zijn op enig moment in deze auto gestapt. Verdachte is daarna gestopt bij een parkeerterrein en de beide dames zijn uit de auto gestapt. Verdachte keek naar achteren of ze waren uitgestapt. Ineens werd het portier aan zijn kant opengerukt en verdachte zag een man staan die iets glimmends in zijn hand had. Later bleek dit de vriend te zijn van één van de twee Poolse dames. Verdachte is vanuit die situatie met de auto hard achteruit gereden. Naar is gebleken is mevrouw [slachtoffer 1] daarbij onder de Mercedes beland en is over een afstand van 124 meter onder de auto meegesleurd. Zij heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De andere vrouw, [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zij door de auto is overreden.
Verdachte heeft de volgende ochtend de politie op de hoogte gesteld van het feit dat hij eerder die nacht de bestuurder was van de bewuste auto.
Verweer verdachte
Namens verdachte is – net als bij de rechtbank – aangevoerd dat hem van het ongeval geen
verwijt kan worden gemaakt. Verdachte is in paniek geraakt toen het portier ineens werd opengerukt en hij een man zag met een glimmend voorwerp in zijn hand. Ook zijn passagier heeft een glimmend voorwerp gezien. Verdachte werd geconfronteerd met het feit dat vóór zijn auto een scooter stond met daarop een andere man. Hij wilde wegkomen uit de bedreigende situatie en dat kon alleen door hard achteruit te rijden. Hij heeft gehandeld vanuit psychische overmacht dan wel noodweerexces. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep meermalen benadrukt dat hij niet heeft gemerkt dat hij met zijn auto iemand heeft geraakt of dat hij iemand heeft overreden. Als het beroep op noodweerexces wordt gehonoreerd, zou dit voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit moeten leiden tot een vrijspraak omdat verdachte dan geen schuld heeft aan het ongeval. Voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit (artikel 5 Wegenverkeerswet) leidt een geslaagd beroep op noodweerexces ertoe dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de advocaat-generaal
Volgens de advocaat-generaal kan het beroep op noodweerexces niet slagen aangezien er geen sprake was van een noodweersituatie. Niet is komen vast te staan dat er een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Volgens de advocaat-generaal is het primair tenlastegelegde feit, het aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, bewezen.
Oordeel van het hof
Feit 1 primair en subsidiair:
Het hof gaat bij de beoordeling van het verweer uit van de volgende feiten en omstandigheden:
- nadat verdachte heeft gekeken of de beide dames uit de auto zijn gestapt, kijkt hij naar voren;
- het portier aan zijn kant wordt opengerukt en verdachte ziet iets glimmends in de hand van de man die dat portier openrukt;
- vóór de auto stond een scooter met daarnaast een andere man;
- verdachte voelde zich ernstig bedreigd en is naar achteren gereden. Daarbij zijn beide vrouwen aangereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij door de bedreigende situatie in paniek was en dat hij maar aan één ding heeft gedacht, te weten: wegkomen. Hij heeft niet gemerkt dat hij iemand heeft geraakt. Bij de stukken bevindt zich een uitdraai van Whats App gesprekken van diezelfde nacht tussen verdachte en de vriend die bij hem in de auto zat. De gesprekken gingen met name over de bedreiging die zij hebben ervaren en de schrik die dat bij hen had teweeg gebracht. Pas de volgende ochtend vernam verdachte van anderen dat er iemand ernstig gewond was geraakt.
Het hof is net als de raadsvrouw en de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte zich bevond in een situatie waarbij sprake is geweest van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, kort gezegd: een noodweersituatie. Verdachte mocht zich daartegen verdedigen. Daarbij heeft hij echter, door snel achteruit te rijden zonder op eventueel ander verkeer te letten, de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. Het hof acht aannemelijk geworden dat deze overschrijding is veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging, de paniek bij verdachte, die is veroorzaakt door de dreigende aanranding van verdachtes lijf. Het beroep op noodweerexces wordt daarom door het hof gehonoreerd.
Voor feit 1 primair betekent dit dat de schuld die verdachte aan het ongeval zou hebben gehad niet is bewezen. Daarom zal verdachte van dat feit worden vrijgesproken.
Voor feit 1 subsidiair, overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, heeft het geslaagde beroep op noodweerexces ook consequenties. Omdat schuld geen bestanddeel is van de delictsomschrijving leidt de aanvaarde schulduitsluitingsgrond bij dit feit niet tot een vrijspraak. Wel kan bewezen worden geacht dat verdachte met zijn handelwijze verkeer op de weg in gevaar heeft gebracht, maar verdachte zal daarvoor niet strafbaar zijn omdat het beroep op noodweerexces wordt gehonoreerd.
Bij dit feit, dat wel is bewezen en kan worden gekwalificeerd, leidt het aanvaarde beroep op noodweerexces tot een ontslag van alle rechtsvervolging omdat verdachte niet strafbaar is.
Feit 2 primair:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl daardoor, naar hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat een ander aan wie bij dat ongeval letsel is toegebracht, in hulpeloze toestand wordt achtergelaten (artikel 7 eerste lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994).
Het hof komt niet tot een bewezenverklaring van dit feit. Zoals hiervoor is vermeld, was verdachte in paniek en reed hij achteruit om weg te komen uit de bedreigende situatie. Hij heeft verklaard dat hij niet heeft gemerkt dat hij een ander met zijn auto heeft geraakt. De Whats Appgesprekken tussen verdachte en zijn vriend van later die nacht ondersteunen deze lezing. Verdachte zag weliswaar op enig moment iemand op de grond liggen, maar hij heeft dit niet gekoppeld aan zijn manoeuvre. Verdachte wist niet en had ook niet redelijkerwijs het vermoeden, dat iemand in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Het hof acht het primair tenlastegelegde feit niet bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte, toen hij wegreed, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander in hulpeloze toestand werd achtergelaten. Verdachte wordt van feit 2 primair vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair:
Op grond van artikel 7 lid 1 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 is het degene die bij een ongeval is betrokken of door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt, verboden de plaats van het ongeval te verlaten indien bij dat ongeval, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, een ander is gedood dan wel letsel of schade aan een ander is toegebracht.
Op basis van het bepaalde in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994 is strafvervolging tegen de in artikel 7 bedoelde overtreder uitgesloten indien deze binnen twaalf uren na het verkeersongeval en voordat hij als verdachte is aangehouden of verhoord, vrijwillig van dat ongeval kennis geeft aan een van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen en daarbij zijn identiteit en dat van zijn motorrijtuig bekend maakt.
In de ochtend van 24 mei 2015 werd verdachte via de sociale media duidelijk dat iemand die nacht zwaar gewond was geraakt. Zijn moeder heeft om 12.30 uur op verzoek van verdachte de politie gebeld om door te geven dat hij die afgelopen nacht de bestuurder van de bewuste auto in Ammerzoden is geweest. Dit blijkt uit het proces-verbaal van de politie.
Verdachte heeft aldus binnen de termijn van twaalf uren na het verkeersongeval zijn identiteit vrijwillig bekend gemaakt, en ook nog voordat hij als verdachte is aangehouden of verhoord. Hiermee heeft hij voldaan aan de voorwaarden voor de uitsluiting van strafvervolging als bedoeld in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarom zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor het verdachte onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden
waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat
verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks24 mei 2015 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, Mercedes),
daarmede rijdende op de weg, [naam straat] (vanaf de parkeerplaats voor perceel
[adres] aldaar),
terwijl hij wist dat twee vrouwen (nadat deze op voormelde parkeerplaats uit de
door hem, verdachte, bestuurde personenauto waren gestapt), zich(dicht)
achter en/of (dicht) naast, althansnabij die (zijn) personenauto bevonden,
vanaf die parkeerplaats(plotsklaps)vanuit stilstand met hoge snelheid
achteruit is gereden, en/of
(daarbij) nietof in onvoldoende matenaar achteren heeft gekeken en/ofniet
of in onvoldoende matein de spiegels van zijn personenauto heeft gekeken
en/of is blijven kijken, en/of
bij dat achteruit rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre als bedoeld in
artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, niet het
overig verkeer (die twee vrouwen/voetgangers) heeft voor laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met die twee
voetgangers (vrouwen) ten gevolge waarvan deze ten val kwamen en/of werden
overreden (waarna één van hen over grote afstand werd meegesleurd),
door welke gedraging(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde, zoals hiervoor overwogen, niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 10 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 mei 2017.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
mr. I. Vugs, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.