In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2017, gaat het om een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 mei 2016, waarin de alimentatie voor zijn kinderen was vastgesteld. De vader verzoekt om de alimentatie voor zijn oudste zoon, [verweerder], met ingang van 4 augustus 2014 op nihil te stellen, en om de ingangsdatum van de alimentatie voor zijn jongste kinderen, [kind 3] en [kind 4], te herzien. De rechtbank had eerder de alimentatie voor [verweerder] vastgesteld op € 82,- per maand en voor [kind 4] op € 82,- per maand, terwijl de bijdrage voor [kind 3] op nihil was vastgesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de behoefte en draagkracht rechtvaardigt. De vader stelt dat [verweerder] in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, maar het hof oordeelt dat [verweerder] nog een aanvullende behoefte heeft van € 82,- per maand. Wat betreft de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie, oordeelt het hof dat deze moet worden vastgesteld op 1 maart 2016, omdat de vader pas op dat moment zijn financiële situatie heeft onderbouwd. Voor de bijdrage van de moeder aan de vader voor [kind 3] wordt de ingangsdatum vastgesteld op 17 september 2015, de datum van indiening van het verzoek in eerste aanleg.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank voor de meeste onderdelen, maar wijzigt het de ingangsdatum van de alimentatie voor [kind 3]. De beslissing is genomen door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.