Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter van 23 november 2016, waarin werd bepaald dat de minderjarigen bij hun pleegouders moesten blijven wonen. De moeder is van mening dat de pleegouders niet de juiste opvoedingsomgeving bieden en dat de kinderen beter af zouden zijn in een instelling. De GI en de vader zijn echter van mening dat de pleegouders een veilige en stabiele omgeving bieden voor de ontwikkeling van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2017 hebben de minderjarigen hun voorkeur uitgesproken om bij de pleegouders te blijven wonen. Het hof heeft de verklaringen van de minderjarigen, die beiden hun mening goed konden onderbouwen, zwaar laten wegen in hun beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds hun verblijf bij de pleegouders goed gedijen en dat er geen aanwijzingen zijn dat hun veiligheid in gevaar is.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat de gronden voor de uithuisplaatsing zijn voldaan en de voorkeur van de minderjarigen om bij de pleegouders te blijven wonen zwaarwegend is. De moeder's bezwaren zijn niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken, waardoor het hof geen aanleiding zag om van de eerdere beslissing af te wijken. De beslissing van het hof biedt de minderjarigen de nodige duidelijkheid en stabiliteit in hun opvoedingsperspectief.