ECLI:NL:GHARL:2017:408

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
21-005968-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met gebruik van geweld en bedreiging, gevolgd door pintransactie met buitgemaakte pinpas

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van een gewelddadige overval in een woning, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De overval vond plaats in de nacht van 9 op 10 mei 2014, waarbij de verdachte samen met anderen twee mobiele telefoons, een computer, een tablet en een geldbedrag heeft weggenomen. Na de overval heeft de verdachte geprobeerd geld op te nemen met de buitgemaakte pinpas van het slachtoffer.

Tijdens de zitting op 10 januari 2017 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld. De verdediging stelde dat deze verklaringen onbetrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen elkaar op belangrijke punten ondersteunden en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat er geen sprake was van een schending van de redelijke termijn in de procedure. De opgelegde straf is in overeenstemming met de aard van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. Het hof heeft ook de teruggave van een in beslag genomen auto gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005968-15
Uitspraak d.d.: 24 januari 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 oktober 2015 met parketnummer 16-661481-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1978] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 09 mei 2014 op 10 mei 2014 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons (merk Apple, type: iPhone en/of merk: Nokia, type: Lumia) en/of computer (merk: Apple, type: iMac) en/of tablet (merk: Apple, type: iPad) en/of een geldbedrag (van ongeveer 2000 euro) en/of een pinpas/bankpas (met bijbehorende pincode), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [aangever] bij zijn handen heeft/hebben gepakt en op de grond heeft/hebben gedwongen en/of
- de handen en voeten van die [aangever] heeft/hebben vastgebonden en/of
- op de rug van die [aangever] heeft/hebben gezeten en/of
- ( hierbij) aan die [aangever] de woorden "werk mee, geef je geld", althans woorden gelijke aard en/of strekking heeft/hebben toegevoegd en/of
- die [aangever] een vuistslag op/tegen de rug/het lichaam heeft/hebben gegeven en/of
- een aansteker, althans (open) vuur op/tegen de duim/het lichaam van die [aangever] heeft/hebben gehouden en/of
- ( hierbij) aan die [aangever] naar zijn pincode is/hebben gevraagd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

De raadsman heeft ter zitting van het hof gesteld dat de verklaringen van aangever [aangever] en de getuige [getuige] onvoldoende betrouwbaar zijn. Die verklaringen zijn tegenstrijdig en daarnaast heeft aangever [aangever] zijn verklaringen aangedikt en heeft de getuige [getuige] wisselende verklaringen afgelegd.
Het hof volgt de raadsman niet in dit verweer. Weliswaar bestaat ook bij het hof de indruk dat aangever [aangever] zijn verklaringen in de loop van de tijd enigszins heeft aangedikt en dat de getuige [getuige] niet op alle punten consistent heeft verklaard, maar dat maakt die verklaringen niet onbetrouwbaar in die zin dat zij niet als bewijs kunnen worden gebruikt. Het hof stelt vast dat die verklaringen elkaar op een aantal relevante punten wel ondersteunen. Verder vinden de verklaringen steun in het feit dat [mededader] kort nadat zij samen met verdachte en een andere man in de woning van [aangever] is geweest, heeft geprobeerd te pinnen met de pinpas van [aangever] . Verdachtes verklaring over het verloop van zijn bezoek aan de woning van [aangever] is ongeloofwaardig. Hij ontkent dat naast [mededader] nog een onbekende man is meegegaan en hij ontkent dat er is gepind. Dit wordt echter niet alleen weerlegd door de verklaringen van [aangever] en [getuige] , maar ook door de verklaring van [mededader] en de camerabeelden van de geldautomaat. Het hof zal, gelet op het vorenstaande, het tenlastegelegde feit deels bewezen verklaren.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangever [aangever] en de getuige [getuige] voor het bewijs gebezigd kunnen worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde nacht van 09 mei 2014 op 10 mei 2014 te [plaats]
, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee mobiele telefoons (merk Apple, type: iPhone en/of merk: Nokia, type: Lumia) en/ofeen computer
(merk: Apple, type: iMac
)en/of tablet (merk: Apple, type: iPad) en/of een geldbedrag (van ongeveer 2000 euro) en
/ofeen pinpas
/bankpas (met bijbehorende pincode
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat hij
en/of zijn mededader(
s):
- voornoemde [aangever] bij zijn handen heeft
/hebbengepakt en op de grond heeft
/hebbengedwongen en
/of
- de handen en voeten van die [aangever] heeft/hebben vastgebonden en/of
- op de rug van die [aangever] heeft
/hebbengezeten en
/of
- (hierbij)aan die [aangever] de woorden "werk mee, geef je geld",
althans woorden gelijke aard en/of strekkingheeft
/hebbentoegevoegd en
/of
- die [aangever] een vuistslag
op/tegen de rug/
het lichaamheeft/
hebbengegeven en
/of
-
een aansteker, althans (open) vuur op/tegen de duim/het lichaam van die [aangever] heeft/hebben gehouden en/of - (hierbij) aandie [aangever] naar zijn pincode is
/hebbengevraagd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verdachte is in hoger beroep gekomen van dat vonnis.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een dezelfde straf als opgelegd in eerste aanleg.
De raadsman heeft het hof verzocht om op te leggen een gevangenisstraf, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk dient te zijn aan de tijd door verdachte doorgebracht in voorlopige hechtenis en met een lang voorwaardelijk gedeelte, met een proeftijd van twee jaren. Subsidiair verzoekt hij een werkstraf op te leggen. De raadsman refereert zich aan het oordeel van het hof voor wat betreft de te nemen beslissing omtrent het beslag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning. Een dergelijke feit zorgt voor angst en een gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer dat zich juist in zijn eigen woning geborgen moet voelen, Het slachtoffer is daar echter op grove wijze en met gebruikmaking van geweld en bedreiging met geweld overvallen. Na deze overval is voorts niet geschroomd om met de buitgemaakte pinpas en pincode naar een geldautomaat te gaan met de bedoeling ook nog geld van de rekening van het slachtoffer te halen. Voorts weegt het hof mee dat in het algemeen een feit als het onderhavige zorgt voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het hof rekent dit verdachte aan.
Ten voordele van verdachte houdt het hof rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is gekomen. Het hof stelt tevens vast dat, anders dan door de raadsman betoogd, er geen sprake is van een schending van de redelijke termijn, niet in eerste aanleg en hoger beroep en ook niet in de totale duur van de procedure.
Het hof kan zich, gelet op de ernst van het ten laste gelegde feit, niet vinden in de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf. Het vorenstaande pleit, mede gelet op de oriëntatiepunten die betrekking hebben op een woningoverval, voor oplegging van een hogere straf dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht, gelet op het vorenstaande, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto met het kenteken [kenteken] , Citroen Saxo 1.4 (1147897).
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,
en op 24 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 januari 2017.
Tegenwoordig:
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. M. van Leent, advocaat-generaal,
mr. I.I.D. Leene, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.