In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, kinderen van de vader en de moeder die in 2012 zijn gescheiden. De vader woont met de kinderen, terwijl de moeder een nieuwe relatie heeft en zwanger is. De moeder heeft in april 2015 verzocht om een zorgregeling, maar er is sindsdien geen contact meer geweest tussen haar en de kinderen. De rechtbank heeft de kinderen in september 2016 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) en in maart 2017 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. De vader heeft in hoger beroep de verlenging van deze machtiging aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de fysieke veiligheid van de kinderen niet zijn bevestigd en dat de vader zich niet meewerkend heeft opgesteld tegenover de GI. Het hof oordeelt dat de redenen voor de uithuisplaatsing onvoldoende zijn om deze zware maatregel te rechtvaardigen. De machtiging tot uithuisplaatsing is met ingang van 31 maart 2017 vervallen, en het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek tot verlenging van de machtiging afgewezen.