Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 mei 2016;
- het verweerschrift, ingekomen op 20 juni 2016.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De bewindvoerder wijst - in het kader van haar subsidiaire verzoek - erop dat de vorige bewindvoerder een bedrag van € 239,- per uur, exclusief BTW, ontving voor dezelfde werkzaamheden als die zij verricht tegen een tarief van omgerekend € 55.- per uur. Dit staat niet in verhouding tot elkaar, aldus de bewindvoerder. Subsidiair maakt zij dan ook aanspraak op een vergoeding van € 239,- per uur, exclusief BTW.
Meer subsidiair wenst de bewindvoerder een redelijke vergoeding voor de 24 extra uren aan werkzaamheden die zij in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 december 2014 stelt te hebben gemaakt boven de 16 uren aan werkzaamheden op jaarbasis, waarvan de destijds geldende Aanbevelingen uitgingen. In de procedure die heeft geleid tot de onder 4.2 vermelde beschikking van de kantonrechter van 19 februari 2016, heeft de bewindvoerder 24 uren extra vergoeding gevraagd, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij niet had bijgehouden hoeveel uren zij daadwerkelijk aan deze zaak had besteed.