ECLI:NL:GHARL:2017:5117

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
200.206.625/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag na echtscheiding en onbereikbaarheid van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2009. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Overijssel verzocht om alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te worden belast, nadat de vader naar China was verhuisd en moeilijk bereikbaar was. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, maar de moeder ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2017 was de vader niet verschenen, ondanks dat hij hiertoe was opgeroepen. De moeder heeft aangetoond dat zij de vader moeilijk kon bereiken en dat hij zijn verantwoordelijkheden als ouder niet nakwam. Het hof heeft vastgesteld dat de onbereikbaarheid van de vader een belemmering vormt voor het gezamenlijk uitoefenen van het gezag. De vader had zijn plichten als ouder verzaakt en de moeder was niet in staat om belangrijke beslissingen over de kinderen in overleg met hem te nemen.

Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. De moeder werd per direct alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. Het hof benadrukte het belang van contact tussen de vader en de kinderen, maar concludeerde dat de huidige omstandigheden dit niet toelieten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.206.625/01
(zaaknummer rechtbank C/08/190920 / ES RK 16-3532)
beschikking van 15 juni 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.H. Broeksema te Zwolle,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de (kinderrechter van de) rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 27 oktober 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 21 december 2016;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 5 januari 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 mei 2017 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, zonder berichtgeving daarvan, niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2007 en
- [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2009,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij inleidend verzoek hebben partijen de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken en, voor zover hier van belang, te bepalen dat de moeder in het vervolg alleen zal worden belast met het gezag over de kinderen van partijen.
3.3
Bij de bestreden beschikking van 27 oktober 2016 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken en, voor zover hier van belang, het verzoek van partijen om de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
3.4
Het huwelijk van partijen is op 4 november 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.5
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van
27 oktober 2016. Deze grief ziet op het niet beëindigen van het gezamenlijk gezag door de (kinderrechter van de) rechtbank. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij het verzoek van partijen om de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen te belasten wordt afgewezen, voor het overige deze beschikking te bekrachtigen en (naar het hof begrijpt:) opnieuw beslissende het verzoek van partijen om de moeder alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder om zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding wordt mede verstaan de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden en verantwoordelijkheden met zich, die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen, levensbeschouwelijke aangelegenheden of vrijetijdsbesteding. In geval van gezamenlijk gezag worden dergelijke beslissingen samen met de andere gezaghebbende ouder genomen. Voor gezamenlijk gezag is dan ook vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn om vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel op een wijze die niet belastend is voor het kind en die zijn veiligheid niet in gevaar brengt zodat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.3
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking overwogen dat onvoldoende was gebleken dat een wijziging in het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Op het moment van de zitting bij de rechtbank was niet duidelijk of de vader daadwerkelijk naar China zou verhuizen; zijn plannen waren op dit punt nog niet concreet. Daarnaast was de kinderrechter van oordeel dat partijen tijdens het eventuele verblijf van de vader in China gebruik kunnen maken van moderne communicatiemiddelen om praktische zaken aangaande de kinderen te regelen. De kinderrechter heeft de vader ter zitting en in de bestreden beschikking uitdrukkelijk gewezen op zijn verantwoordelijkheid en ook plicht als ouder. Daarnaast heeft de kinderrechter het belang van de kinderen bij contact met hun vader benadrukt.
5.4
Na de zitting in eerste aanleg is de vader volgens de moeder daadwerkelijk naar China vertrokken. De moeder kon de vader vanaf dat moment slecht bereiken; als ze belde nam hij niet op en via WhatsApp reageerde hij vaak pas dagen later. Volgens de moeder is de vader eind februari voor drie weken terug in Nederland geweest en heeft hij toen de kinderen één keer gezien. De moeder heeft de vader vervolgens nog een paar maal gebeld om te vragen of hij de kinderen nog eens wou bezoeken, waarop de vader aangaf dat hij het te druk had. De vader was vervolgens niet meer telefonisch en via WhatsApp te bereiken voor de moeder en zij heeft het vermoeden dat hij haar heeft geblokkeerd op zijn telefoon. De moeder heeft ter zitting van het hof voldoende onderbouwd dat zij vele pogingen heeft ondernomen om de vader te bereiken maar dat zij geen contact met hem krijgt. Dit zal voor de uitvoering van het gezamenlijke gezag grote problemen opleveren. De moeder is door de onbereikbaarheid van de vader immers niet in staat om met hem in contact te treden op het moment dat er belangrijke (urgente) beslissingen over de kinderen moeten worden genomen. Een complicerende factor hierbij is dat de moeder familie heeft in het buitenland en zij bij het overlijden van bijvoorbeeld haar oma zonder toestemming van de vader niet naar het buitenland kan reizen met de kinderen. Het hof ziet de houding van de vader bevestigd in deze procedure nu hij zonder enig bericht niet in de procedure is verschenen. De vader lijkt de moeder in de zorg voor de kinderen aan haar lot te hebben overgelaten en lijkt zijn plichten als ouder op alle gebieden te verzaken, ook na daartoe door de kinderrechter (terecht) te zijn aangesproken. Het hof is het dan ook eens met de beslissing van de kinderrechter zoals die indertijd is genomen. Echter, gelet op de veranderde feiten en omstandigheden, acht het hof partijen - door de onbereikbaarheid van de vader voor de moeder - niet langer in staat om samen in overleg beslissingen van enig belang over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te nemen, en moet worden aangenomen dat er geen basis is voor het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over de minderjarigen. Het hof heeft geen reden om te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
Dat alleen al maakt dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk is dat het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over hen te belasten, per datum van deze beschikking wordt toegewezen.
5.5
Het hof heeft er vertrouwen in dat de moeder haar best zal blijven doen om de vader een rol in het leven van de kinderen te laten spelen. De vader dient zich meer dan nu het geval is zijn plichten als ouder onder ogen te zien en hij zou er goed aan doen mede verantwoordelijkheid te dragen voor zijn nog jonge dochters. Voor hen is het uitblijven van contact tussen hem en de kinderen op dit moment, en op latere leeftijd het gebrek aan zorg en interesse onbegrijpelijk en dit kan hun ontwikkeling schaden.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen per datum van de beschikking van het hof en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van
27 oktober 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, per heden en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over [de minderjarige1] , geboren [in] 2007, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2009, en bepaalt dat moeder vanaf heden alleen zal zijn belast met het ouderlijk gezag over hen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en
E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 15 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.