Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De omvang van het geschil
deze ziet op de vastgestelde partneralimentatie en, opnieuw rechtdoende, de vrouw in haar verzoek tot partneralimentatie niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen c.q. de partneralimentatie op nihil te stellen dan wel op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, welk bedrag onder het door de rechtbank vastgestelde bedrag
5.De motivering van de beslissing
€ 600,-- per maand betaalt, welk bedrag door de man wordt betwist. Wat er verder zij van
geacht om (enige) eigen inkomsten te kunnen verwerven. De vrouw stelt dat zij geen verdiencapaciteit heeft.
de beëindiging van zijn dienstverband bij de Stichting [C] per 1 september 2015 sprake is van een vermindering van zijn inkomsten. De vrouw is echter van mening dat met dit inkomensverlies geen rekening dient te worden gehouden, nu er sprake is van verwijtbaar inkomensverlies. Volgens haar heeft de man geen inzage verleend in de noodzaak akkoord te gaan met het beëindigen van zijn dienstverband en heeft hij ten onrechte niet gekozen voor een lagere functie en teruggang in salaris. De vrouw verwijt de man voorts dat hij na de
zijn voormalige werkgever van 5 februari 2014 waaruit blijkt dat deze sinds eind 2013
ontevreden was over het functioneren van de man en de offerte van [D] van 2 mei 2014, waarin het risico wordt beschreven dat hij, wanneer hij zou teruggaan naar een
leidinggevende functie op de werkvloer, onvoldoende draagvlak zou kunnen krijgen.
Naar het oordeel van het hof heeft de man voldoende aangetoond dat hij zich inspant om
wijziging in de woonlasten van de man per juli 2017 nog een onzekere gebeurtenis betreft. De draagkrachtruimte van de man bedraagt volgens de betreffende draagkrachtberekening