In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de man, die in eerste aanleg een onderhoudsverplichting had verzocht te wijzigen. De man heeft zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland ingetrokken, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring door het hof. De vrouw en de jongmeerderjarige hebben verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, omdat zij nodeloos kosten hebben moeten maken door de lichtvaardige wijze van procederen van de man. Het hof overweegt dat in familiezaken gebruikelijk is dat ieder zijn eigen kosten draagt, maar in dit geval zijn er gronden om van dit uitgangspunt af te wijken. De man heeft onvoldoende financiële gegevens overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek, wat het hof aanleiding geeft om de man als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten. De kosten voor de vrouw en de jongmeerderjarige zijn vastgesteld op in totaal € 966,- per persoon, bestaande uit griffierechten en eigen bijdragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.