Uitspraak
1.[appellante 1] ,
2. [appellant 2] ,
3. [appellante 3] ,
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- een akte na tussenarrest van [appellanten] ,
- een antwoordakte van [geïntimeerde] (met producties).
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
1) hij heeft de jaarstukken over de jaren 2009 en 2010 te laat aangeleverd;
2) hij heeft ten onrechte geen uitstel gevraagd aan de Belastingdienst;
3) hij heeft ten onrechte de bestaande btw-schulden niet aangegeven bij de fiscus.
- dat [geïntimeerde] ten onrechte een btw-schuld ad € 5.078,- heeft doen ontstaan;
- welke schade in de vorm van boetes en boeterente [appellanten] heeft geleden en/of in de toekomst mogelijk nog zal lijden ten gevolge van de hiervoor onder 2.1 sub 2 en 3 genoemde beroepsfouten.
- op bladzijde 10 van het rapport berekent [geïntimeerde] een schuld aan omzetbelasting per 31 december 2009 over het jaar 2009 van € 1.890,35, terwijl dit nihil moet zijn (zie hierna);
- ten onrechte is een bedrag van € 618,30 wegens gebouwenverzekering, etc. niet in het jaarrapport 2009 opgenomen;
- in vergelijking met de jaren 2010 en 2011 is een te hoog bedrag aan energiekosten opgevoerd, te weten € 4.132,- (in 2010: € 2.898,-; in 2011: € 1.946,-).
btw 6% omzet 3.177
btw 19% omzet 2.987
btw privé gebruik
1.0057.169
Voorbelasting
-5.7371.432
Kl. Ondern. Regeling
-1.432Over 2009 saldo 0
Volgens het jaarrapport 2009 bedraagt de btw-schuld tot en met 2007 [dit moet zijn: 2008; correctie door het hof] € 1.849,43. Deze schuld zal volgens [appellanten] ook niet goed berekend zijn en moet zijns inziens op nihil worden gesteld. Volgens het jaarrapport 2010 is er een btw-schuld van € 1.338,- uit hoofde van in 2006 en 2007 ten onrechte ontvangen bedragen. Over 2009 is ten onrechte een bedrag van € 1.890,35 opgenomen, terwijl dit nihil moet zijn (zie hierboven). Dit leidt tot de volgende optelsom: € 1.849,43 + € 1.338,- + € 1.890,35 = € 5.077,78, afgerond € 5.078,-.
Ten aanzien van het niet aangeven van de btw-schulden heeft [geïntimeerde] zijn stellingen genuanceerd. Hij heeft, zoals gebruikelijk, in verband met de mogelijkheid dat [appellanten] in de kleine ondernemersregeling (KON) zou kunnen vallen de btw-aangiftes steeds op nihil gesteld. Hij heeft de in de loop van de jaren cumulatief opgebouwde btw-schuld echter wel vermeld in de jaarrapporten en eveneens in de door hem voor [appellanten] ingediende IB/PH belastingaangiftes. Indien in enig jaar al een btw-schuld restte, welke gebruikelijk middels een suppletieaangifte - jaarlijks - kan worden ingediend, wenste [appellanten] dat hij afzag van het indienen van een suppletieaangifte, aldus [geïntimeerde] .
De grote verschillen in de jaarlijks geboekte energiebedragen zijn waarschijnlijk toe te rekenen aan het feit dat [appellanten] in 2009 naast Essent ook Oxxio als leverancier heeft gehad. Het verschil met 2011 is mogelijk veroorzaakt door een andere wijze van boeken door de opvolgende boekhouder, aldus [geïntimeerde] .
Van de factuur d.d. 22 februari 2011 met nummer [nr.] ten bedrage van € 3.332,- voor het boekjaar 2009 is 60%, derhalve € 1.999,20, toewijsbaar, minus het op 2 maart 2011 betaalde bedrag van € 580,- = € 1.419,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 30 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening.
Van de factuur d.d. 2 juli 2012 met nummer [nr.] ten bedrage van € 3.332,- voor het boekjaar 2010 is eveneens 60%, derhalve € 1.999,20, toewijsbaar, minus het op 10 juli 2012 betaalde bedrag van € 200,- = € 1.799,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 30 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening.
Van de factuur d.d. 25 november 2012 met nummer [nr.] ten bedrage van € 60,50 is eveneens 60%, derhalve € 36,30, toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 30 dagen na factuurdatum tot aan tot aan de dag der algehele voldoening.
grieven IV en Vaansluiten op het voorgaande, zijn zij gegrond. Voor het overige falen zij.
De slotsom