Uitspraak
[appellant],
de VvE,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
[appellant] [ [appellant] ] heeft een verzoek ingediend om een gedeelte van de gemeenschappelijke zolder bij zijn flat te trekken en een doorgang binnendoor te maken.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefvan [appellant] raakt de kern van de zaak: hij stelt dat hij sinds 13 juli 1994 als bezitter van de zolderruimte beschouwd moet worden, omdat hij ingevolge het bepaalde in artikel 3:109 BW wordt vermoed die ruimte vanaf dat moment voor zichzelf te houden, en omdat hij al die tijd bij uitsluiting van de overige leden van de VvE het genot van die zolder heeft gehad. Van bruikleen was geen sprake, omdat het met de VvE overeengekomen recht de zolderruimte te gebruiken oneindig was en bij verkoop van de woning van [appellant] mee verkocht mocht worden.
grief IIricht [appellant] zich tegen de belangenafweging van de kantonrechter. Volgens hem heeft de kantonrechter miskend dat hij de zolder heeft bevloerd en een vlizotrap en een stopcontact heeft aangelegd. De stroom wordt mede door de VvE afgenomen, maar wordt door [appellant] betaald, evenals (extra) premies. Het belang van de andere eigenaren is bovendien gering.
grieven IV en Vhebben naast de al besproken grieven geen bijzondere betekenis en zullen om die reden verder onbesproken blijven.