In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor een verstandelijk gehandicapte betrokkene, die het syndroom van Down en een autistische stoornis heeft. De verzoekster, een halfzus van de betrokkene, had in hoger beroep gevraagd om de ondercuratelestelling van de betrokkene en om haarzelf en een curator te benoemen als curatoren. De kantonrechter had eerder het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen en een mentorschap ingesteld, waarbij [verweerder1] als mentor was benoemd.
Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om haar wil kenbaar te maken en dat het horen van de betrokkene niet in haar belang zou zijn. Het hof heeft de rol van [verweerder2], die de betrokkene jarenlang heeft verzorgd, erkend als belanghebbende in de procedure. Het hof heeft de grieven van de verzoekster besproken en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een ondercuratelestelling en dat de benoeming van [verweerder1] als mentor gerechtvaardigd is.
De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland wordt bekrachtigd, en dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd. Het hof heeft benadrukt dat het in het belang van de betrokkene is dat zij een onafhankelijke en professionele mentor heeft, gezien de gespannen verhoudingen tussen de betrokken partijen.