Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de bezoekregeling tussen een vader en zijn twee uit huis geplaatste kinderen. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om een uitbreiding van de omgangsregeling, die in eerste aanleg door de rechtbank Noord-Nederland was afgewezen. De kinderen zijn sinds 15 juli 2015 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en wonen bij pleegouders. De vader heeft tot 20 augustus 2014 samengewoond met de moeder van de kinderen, maar na een breuk heeft de moeder met de kinderen op verschillende geheime locaties verbleven. De GI heeft in de beginfase van de uithuisplaatsing een begeleide omgangsregeling ingesteld, maar de vader wenst nu een wekelijkse omgangsregeling.
Het hof oordeelt dat de GI op basis van artikel 1:265f lid 1 BW de bevoegdheid heeft om het contact tussen de uithuisgeplaatste minderjarigen en hun ouders te beperken. Het hof constateert dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, maar benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan. De GI heeft de contacten tussen de vader en de kinderen inmiddels uitgebreid, maar het hof vindt het niet wenselijk om gelijktijdig met een mogelijke verhuizing van de kinderen naar een gezinshuis in Rotterdam de omgangsregeling verder uit te breiden. Het hof bekrachtigt daarom de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader tot uitbreiding van de omgangsregeling af.